Lessenserie uiteenzetting en betoog

Schrijven 
uiteenzetting - betoog
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 
uiteenzetting - betoog

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Uiteenzetting
- wat is een uiteenzetting
- oefenopdracht
- feedback geven en krijgen
Betoog 
- wat is een betoog
- oefenopdracht
-feedback geven en krijgen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een uiteenzetting?
Een uiteenzetting is een tekst waarmee je iemand anders over iets informeert. Het is een objectieve tekst waarmee je feiten en uitleg geeft over een onderwerp. Je geeft niet je eigen mening, maar alleen feiten die waar en controleerbaar zijn. Je kan wel meningen van anderen geven.


Slide 3 - Tekstslide

Opbouw uiteenzetting
Een uiteenzetting heeft een vaste opbouw. In de inleiding introduceer je je onderwerp, in het middenstuk werk je dat uit en in het slot kom je met een samenvatting of conclusie.

Gebruik een bouwplan voor een goede opbouw van jouw uiteenzetting.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tekstsoort:                Tekstvorm:
Informatieve tekst     Uiteenzetting

In een tekst wordt uitgelegd hoe de nieuwe verkiezingen in Engeland tot stand gekomen zijn. 
- De schrijver geeft zijn mening niet! (wel kunnen standpunten van anderen weergegeven worden)
 Uiteenzetting

Slide 6 - Tekstslide

Structuur uiteenzetting
Een uiteenzetting heeft een vaste structuur. 

  • verklaring van een verschijnsel
  • antwoord op een feitelijke vraag
  • oorzaken en gevolgen van een probleem
  • uitleg geven over de inhoud en de resultaten onderzoek
  • ontwikkeling of verandering van een verschijnsel


Slide 7 - Tekstslide

uiteenzetting
verklaring van een verschijnsel

  • het broeikaseffect
  • zwaartekracht
  • zonsverduistering
  • betalingsachterstand
  • arbeidsmigratie


Welk verschijnsel wordt behandeld?
Welke verklaring(en) geeft de schrijver voor het verschijnsel?

Slide 8 - Tekstslide

uiteenzetting
Antwoord op een feitelijke vraag

  • Kun je niezen als je slaapt?
  • Waarom is de aarde rond en niet plat?
  • Hoeveel toeristen bezoeken Nederland?
  • Steekt een struisvogel bij gevaar echt zijn kop in het zand?
  • Hoe diep kan een walvis duiken?


Wat is de vraag die moet worden beantwoord?
Wat is het antwoord van de schrijver op de vraag?

Slide 9 - Tekstslide

uiteenzetting
Probleem- en oplossingsstructuur

  • Schooluitval
  • vluchtelingenprobleem
  • drugsgebruik bij jongeren
  • discrimininatie op de arbeidsmarkt
  • pesten

Wat is het probleem dat wordt behandeld?
Welke oplossingen zijn er mogelijk?

Slide 10 - Tekstslide

uiteenzetting
Uitleg geven over de inhoud en de resultaten onderzoek
  • De invloed van tweetaligheid op de ontwikkeling kleuters
  • koopverslaving
  • gezond leven
  • griepvirussen



Wat is het onderwerp van het onderzoek?
Hoe is het onderzoek uitgevoerd?
Wat zijn de resultaten?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

uiteenzetting
Ontwikkeling of verandering van een verschijnsel
vroeger/nu/toekomst

  • geld
  • vervoer
  • onderwijs
  • steden


Wat is het onderwerp van het onderzoek?
Hoe is het onderzoek uitgevoerd?
Wat zijn de resultaten?

Slide 13 - Tekstslide

Uiteenzetting lezen

Slide 14 - Tekstslide

Uiteenzetting schrijven
Schrijf een uiteenzetting van 200- 300 woorden over een van de volgende onderwerpen:
  • stijlfouten 
  • dyslexie
  • straattaal
  • veelvoorkomende taalfouten

Slide 15 - Tekstslide

feedback

Slide 16 - Tekstslide

Betoog
- wat is een betoog
-oefenopdracht
-feedback geven en krijgen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een betoog
In een betoog probeert de schrijven de lezer te overtuigen van zijn mening. Dit doet de schrijver door middel van argumenten. Deze argumenten kunnen gebaseerd zijn op feiten, maar dat hoeft niet. De hoofdgedachte van de tekst is de mening van de schrijver.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opbouw betoog
Een betoog heeft een duidelijke opbouw:
Inleiding: de schrijver formuleert de stelling (standpunt) dit kan ook in een vraagvorm.
Middenstuk: de schrijver behandelt argumenten voor de stelling. Door een tegenwerping kan je jouw betoog nog sterker maken.
Slot: korte samenvatting en conclusie

Slide 20 - Tekstslide

Opbouw betoog
In een betoog gebruik je vaak de argumentatiestructuur of de voor-en-nadelenstructuur.

Maak altijd een bouwplan voordat je een betoog gaat schrijven.

Slide 21 - Tekstslide

Opbouw betoog
Argumentatiestructuur
 Inleiding: vraag/stelling over onderwerp 
middenstuk: argument met ondersteuning 1
                           argument met ondersteuning 2 
                           tegenargument met tegenwerping 
slot: conclusie

Slide 22 - Tekstslide

Opbouw betoog
Voor-en-nadelenstructuur
Inleiding: vraag/stelling over onderwerp
Middenstuk: voordeel 1
                            voordeel 2
                            nadeel
Slot: conclusie

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld betoog

Slide 24 - Tekstslide

Oefenopdracht betoog
Schrijf een betoog van 200-300 woorden over een van de volgende onderwerpen:
  • Spelfouten moeten bij alle vakken fout worden gerekend.
  • Bij Nederlands moet je per jaar  minimaal vier leesboeken lezen.
  • Er mogen maximaal 20 leerlingen in een klas zitten

Slide 25 - Tekstslide

Feedback

Slide 26 - Tekstslide