Oefentoets par 1 en 2

Quiz par 1 en 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Quiz par 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Wie waren eigenaar van de common fields?
A
De adel
B
Grootgrondbezitters
C
De regering
D
De dorpelingen

Slide 2 - Quizvraag

Wie bedacht de Enclosure acts?
A
De dorpelingen
B
Adel
C
Parlement
D
Arme boeren

Slide 3 - Quizvraag

Welk nieuw gewas gaan de Europeanen in de 18de eeuw gebruiken als voedsel?
A
Rijst
B
Aardappel
C
Kip
D
Banaan

Slide 4 - Quizvraag

Wat zien we op de afbeelding?
A
Open of common fields
B
Enclosure

Slide 5 - Quizvraag

Wat gaan de grootgrondbezitters kopen om hun land beter en sneller te bewerken?
A
Arme boeren
B
Kunstmest
C
Machines
D
Een dikke John Deere

Slide 6 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
de schietspoel
B
de spinning jenny
C
een weefgetouw
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 7 - Quizvraag

Zet in de juiste chronologische volgorde
1
2
3
4
Enclosure
Spinning Jenny wordt uitgevonden
Eerste fabrieken worden gebouwd bij het water
Boeren gaan nog meer aan huisnijverheid doen

Slide 8 - Sleepvraag

Welk begrip hoort er bij?
Mensen verhuizen van het platteland naar de stad?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Infrastructuur
D
Mechanisatie

Slide 9 - Quizvraag

Waarom woonden de arbeiders zo dicht bij hun fabriek?
A
Ze vonden hun werk geweldig
B
Ze moesten lopend naar hun werk
C
Alleen daar waren beschikbare woningen
D
Ze hadden ook nachtdienst

Slide 10 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Lange dagen

Slide 11 - Quizvraag

Welk antwoord past het beste bij het plaatje?
A
Industrialisatie
B
Mechanisatie
C
Enclosure
D
Luxeartikel

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
D
massaproductie

Slide 13 - Quizvraag

Wat moet Nederland volgens Willem I verbeteren, voordat het een modern land kan worden?
A
Landbouw
B
Defensie
C
Infrastructuur
D
Onderwijs

Slide 14 - Quizvraag

Waarom koos Willem I juist voor Twente als textielindustrie-gebied?
A
Daar was hoge werkloosheid
B
Ligt dichtbij Duitsland, makkelijker voor de handel
C
In Twente had men al wat verstand van textiel
D
Daar zaten rijke ondernemers

Slide 15 - Quizvraag

Waar startte de Industriële Revolutie?
A
Duitsland
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Nederland

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
huisnijverheid, stoommachine, industrie, watermolens.
B
watermolens, huisnijverheid, industrie, stoommachine
C
watermolens, huisnijverheid, stoommachine, industrie
D
huisnijverheid, watermolens, stoommachine, industrie

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN oorzaak van industrialisatie ?
A
verbetering van de landbouw
B
stijging van aantal arbeidskrachten
C
daling van de bevolking
D
voldoende goedkope grondstoffen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is GEEN gevolg van de industrialisatie?
A
werkloosheid
B
urbanisatie
C
sneller transport
D
zware luchtverontreiniging

Slide 19 - Quizvraag

Waarom wordt de industrialisatie een (industriële) revolutie genoemd?

Omdat de industrialisatie....
A
Een gevolg was van de Franse Revolutie.
B
Een ingrijpende verandering was.
C
Heel snel verliep.
D
Met veel geweld plaatsvond.

Slide 20 - Quizvraag

Wat past bij industrialisatie?
Sleep dit in het vak..
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid

Slide 21 - Sleepvraag

Welke zin(nen) over huisnijverheid is/zijn waar?
A
Huisnijverheid vond alleen in de steden plaats
B
Er werden vooral wollen en katoenen stoffen gemaakt
C
Door uitvindingen werd huisnijverheid belangrijker
D
Huisnijverheid werd alleen gedaan door vrouwen

Slide 22 - Quizvraag

Steden groeiden omdat er fabrieken werden gebouwd en steeds meer mensen in deze fabrieken kwamen werken.
De bevolking op het platteland daalde machines namen werk over.
Mensen trekken weg van het platteland en staan in rijen te wachten voor werk in de steden.

Slide 23 - Sleepvraag

Waar werden fabrieken NIET gebouwd?
A
bij rivieren
B
bij steden
C
op het platteland
D
aan spoorwegen

Slide 24 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties.
Huisnijverheid
Fabriekswerk
De meest gebruikte energiebron is spierkracht
Voornamelijk te vinden in stedelijke gebieden.
Vind plaats bij mensen thuis
Gebruik van stoomkracht
Massaproductie
Creëerde heel veel banen

Slide 25 - Sleepvraag


Wat is een belangrijk kenmerk van een industriële samenleving?
A
De landbouw stelt heel weinig voor.
B
De bevolking heeft de macht.
C
De meeste mensen wonen in steden.
D
Er zijn kolonies waarmee wordt gehandeld.

Slide 26 - Quizvraag

Wat kon je zeggen over de huizen in een industriestad?
A
Ze waren klein, maar wel netjes
B
Er werd goed nagedacht over de uitbreiding van de stad
C
Het was vies, klein en rommelig
D
Er waren geen huizen

Slide 27 - Quizvraag

En nu?
Succes met verder leren! Fout gemaakt? Zoek uit wat je fout hebt en ga op zoek naar het juiste antwoord. 
Heb je nog een vraag? Stel hem gerust! 

Slide 28 - Tekstslide