Kaart en doorsnede - H2 - 3M - 2021

Kaart en doorsnede
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 13 videos.

time-iconLesduur is: 299 min

Onderdelen in deze les

Kaart en doorsnede

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken werk
  * Kantlijn
  * Als je begint in hoofdstuk, vermeld het hfd. 
  * Nummer vraag voor de kantlijn
  * Schrijven met pen, tekenen met potlood (én geo of passer)
  * Elke berekening op een nieuwe regel
  * Nakijken met een ander kleurtje
  * Niet doodlen in schrift; neem kladblok mee


Slide 2 - Tekstslide

  • Ik ken de namen van alle windrichtingen

  • Ik kan werken met de koershoekmeter

  • Ik weet wat schaal is en kan er op de juiste wijze mee werken
Wat moet ik kennen/ kunnen na paragraaf 2.1 ?

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Koers en kaart
  • Welke windrichtingen kennen we?
  • Deze zie je ook op de koershoek-meter.
  • Hoeveel graden is N(oord)?
  • En Z(uid)?
  • En O(ost)?
  • En W(est)?
  • En NO? Ik wil graag het exacte antwoord.
  • Als we een koers varen van 225 graden, welke richting is dit dan?
  • Met de koershoek-meter kun je ook koersen uitzetten. Zie blz. 69.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Koers bepalen
Hoe kom ik van A naar B wanneer ik met een vliegtuig of met een boot reis?
Er staan dan geen borden die de juiste richting aangeven.
Wel krijg je vóór vertrek gegevens over de koers die je moet aanhouden. De koers zegt iets over de richting die je moet volgen.

Slide 6 - Tekstslide

Koershoek tekenen
  1. Teken de Noordpijl uit het beginpunt
  2. Teken de lijn tussen beginpunt en eindpunt
  3. Leg de 0 van je geo op het begin met met de liniaal precies over de noordpijl
  4. Meet de hoek tussen de noordpijl 
       en de lijn naar het eindpunt 
      (let op scherp (<90o)en stomp (>90o) )

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Stappenplan koershoek
1 - Teken op de plek waar je vandaan vertrekt een pijl naar het noorden.

2 - Verbind de plaats van vertrek en de plaats waar je naar toe gaat met een lijn.

3 - Leg de windroos met het midden precies op de plek van vertrek en de nul   
      graden op de schaalverdeling precies op de lijn die naar het noorden wijst.

4 - Lees nu rechtsom (met de klok mee) op de schaal af waar de andere lijn op 
     de schaal ligt.
5 - De hoek tussen deze twee lijnen noemen we de koershoek.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

DENK AAN!
  <---

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

 vervolg 2.1 Schaal

Op een kaart wordt meestal met een schaal gewerkt.

  • Wat betekent schaal 1 : 800 000?
  • Hoeveel is dan 5,5 cm op de kaart?
  • Bij een schaal kun je ook een schaallijn tekenen. Bij bovenstaand voorbeeld ziet dit er zo uit:
  • Hiermee kun je de afstanden makkelijker schatten.
  • Dit is lastig als je de afstand over de weg wilt weten. 
  • Vuistregel:afstand over de weg        1,2 x afstand hemelsbreed


Slide 13 - Tekstslide

Schaal berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

  • Ik weet en kan uitleggen wat hoogtelijnen op een kaart zijn en waar ze voor dienen.
  • Ik weet wat NAP betekent en waarvoor dat gebruikt wordt.
  • Ik kan een kaart met hoogtelijnen lezen en interpreteren.
  • Ik kan op de juiste wijze een verticale doorsnede tekenen van een hoogtekaart.
Wat moet ik kennen/ kunnen na paragraaf 2.2 ?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

2.2 Hoogtelijnen op een kaart
  • Alle punten op één lijn hebben dezelfde hoogte 
  • Voor een punt tussen twee lijnen kan je de hoogte schatten / berekenen
  • Waar lijnen dicht bij elkaar liggen is het stijler dan op plaatsen waar ze verder van elkaar afliggen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Hoogtelijnen

Slide 21 - Tekstslide

Verticale doorsnede tekenen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

2.3 Doorsneden en lichaamsdiagonaal
In een kubus kun je verschillende diagonaalvlakken maken.

Slide 24 - Tekstslide

  • Ik weet wat een diagonaalvlak of doorsnede is

  • Ik kan een diagonaalvlak of doorsnede op de juiste wijze   tekenen. Ook met de stelling van Pythagoras.

  • Ik kan een lichaamsdiagonaal berekenen met de  Verlengde Stelling van Pythagoras

Wat moet ik kennen/ kunnen na paragraaf 2.3 ?

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de stelling van Pythagoras? (voorkennis)
A
Wanneer je een hoek wilt berekenen.
B
Als je de overstaande zijde wilt berekenen.
C
Als je twee zijdes van een rechthoekige driehoek weet en de derde wilt berekenen
D
Als je de schuine zijde wilt berekenen.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Link

Diagonalen
Diagonaal (2D) is een lijnstuk dwars door een vlakfiguur die twee hoekpunten met elkaar verbindt. 

Lichaamsdiagonaal (3D) is een lijnstuk 
dat vanuit één hoekpunt dwars door de 
ruimtefiguur naar een ander hoekpunt 
loopt die niet in hetzelfde grensvlak ligt.

Slide 28 - Tekstslide

 Lichaamsdiagonaal







Hierbij gebruik je de stelling van Pythagoras. Als je een lichaamsdiagonaal uitrekent, dan gebruiken we de verlengde stelling van Pythagoras.

52

Slide 29 - Tekstslide

Lichaamsdiagonaal
Hoe berekenen we de lichaamsdiagonaal?

Verlengde stelling van Pythagoras:

AB2+BC2+CG2=AG2
AB2+BC2+CG2=AG

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

2.4 Aanzichten

Slide 32 - Tekstslide

  • Ik weet welke 6 aanzichten er zijn en kan ze herkennen.

  • Ik kan verschillende aanzichten van een kubus en andere ruimtefiguren tekenen

  • Ik kan samengestelde aanzichten van een kubus en andere ruimtefiguren tekenen


Wat moet ik kennen/ kunnen na paragraaf 2.4 ?

Slide 33 - Tekstslide

Aanzichten

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

aanzichten



Slide 36 - Tekstslide

Wat valt je op bij de aanzichten van dit vogelhuisje?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Hoe ziet het vooraanzicht eruit?
A
B
C

Slide 39 - Quizvraag

Hoeveel kubussen zijn er
gebruikt?
A
17
B
18
C
19
D
20

Slide 40 - Quizvraag

welke van de aanzichten is het zijaanzicht?
A            B             C
A
.
B
.
C
.

Slide 41 - Quizvraag

Geef de aanzichten de juiste naam.
Zij-aanzicht
Boven-aanzicht
Voor-aanzicht

Slide 42 - Sleepvraag

Slide 43 - Video

Slide 44 - Tekstslide

Kijkhoek
De kijklijnen zijn de lijnen vanaf het middelpunt tussen de ogen, langs de randen van het raam. 
De kijkhoek is de hoek tussen de twee kijklijnen. 

Slide 45 - Tekstslide

Kijklijnen en kijkhoek
Marloes kijkt door de deur, hoeveel klasgenoten ziet ze?

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Kijklijnen en kijkhoek
De kijklijnen van Marloes teken je vanaf het middelpunt van haar ogen, langs de zijkant van de deur. 
De hoek tussen de lijnen is haar kijkhoek.

Ze ziet dus 6 en een halve klasgenoot

Slide 48 - Tekstslide

Er zijn verschillende soorten hoeken, de standaard hoeken die hiernaast staan moet je kennen.
L A = rechte hoek
L B = scherpe hoek
L C = stompe hoek
L D = gestrekte hoek
L E = volle hoek

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link