Grammar word order

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

In this lesson: 

• You're going to learn what the right order is to make a correct sentence
• You're going to practice with 'word order'
• At the end of the lesson you know where the words should be in correct English sentence.  

Wat is een goede
opbouw van een zin?

Wat is de juiste volgorde? 

• Wie (onderwerp) 
• doet wat (werkwoorden) 
• (met wie) (meewerkend voorwerp) 
• waar (plaats) 
• wanneer  (tijd) 

Een zin kan nog veel meer onderdelen hebben maar deze zijn de meest voorkomende. 

I am going tomorrow afternoon to the dentist.

1. true
2. false

They are going to stay in a hotel next summer.

1. true
2. false

Tomorrow, I have to go to the doctors.

1. true
2. false

Important rule 

NOOIT, NEVER de tijdsbepaling middenin de zin zetten! 

Dat doen we in NL wel in ENG NIET!

TIJDSBEPALING ACHTERAAN IN DE ZIN! 

Huh......hoe is de volgorde? 

• Onderwerp ==> She 
• Werkwoorden ==>  is eating 
• lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp ==> a pizza
• plaatsbepaling ==> in a restaurant 
• tijdsbepaling ==> in Napoli, Italy 

She is eating a pizza in a restaurant in Napoli , Italy. 

Moeten alle onderdelen in iedere zin voorkomen?

1. ja
2. nee

on new year's eve /Janet /drink champagne /is going to

My brothers/ are /on a Saturday night/ very annoying / when we are partying

I /to the beach/don't like going

I /a present to my grandmother/am giving / next Sunday.

Snap je de woordvolgorde in een Engelse zin?

1. ja
2. nee

Als je antwoord op de vorige vraag NEE was.
Wat heb jij nodig om het te snappen?

Belangrijke dingen: 

• wie doet wat waar(met wie) wanneer
• Plaats altijd voor tijd
• 
  
• Nu aan het werk met het werkblad 'word order'