Formuleren (Foutieve) samentrekkingen

Een (foutieve) samentrekking
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Een (foutieve) samentrekking

Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
> Ik kan een foutieve samentrekking in een zin herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een samentrekking?
  • Als in een samengestelde zin dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weglaten. 
  • Komt voor in zinnen waarin 'en' of 'maar' staat.



Jan at een appel en Piet at een peer. 
Jan at een appel en Piet een peer. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Carol heeft gisteren deze berg beklommen en Wietze die berg.

Slide 6 - Open vraag

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Leontine heeft meer boeken gekocht dan Patty cd's

Slide 7 - Open vraag

3 Voorwaarden goede samentrekking:
  1. De woorden hebben dezelfde grammaticale betekenis (ow/ pv /lv /mv etc)
  2. De woorden hebben hetzelfde getal (enkelvoud, meervoud)
  3. De woorden hebben dezelfde functie (zinsdeel, woordsoort).


> Check de zinnen altijd op deze drie punten om te zien of de samentrekking klopt of niet.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
De zin:
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 

Slide 9 - Tekstslide

Splits de zin:
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 

Splits de zin naar de oorspronkelijke zinnen:
Jerry keek naar een hond.
Daardoor keek Jerry niet uit bij het oversteken.
--> Weggelaten woord(en) = keek, Jerry

Slide 10 - Tekstslide

a. Jerry keek naar een hond.
b. Daardoor keek Jerry niet uit bij het oversteken.

Jerry = in zin a en b zelfde grammaticale functie (ow), zelfde getal en zelfde betekenis - goede samentrekking
Keek = in zin a betekenis van kijken naar en in zin b betekenis van uitkijken. -> andere betekenis - foute samentrekking
Check de (1) grammaticale functie, (2) het getal en de (3) betekenis

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking
Jerry keek naar een hond en keek daardoor niet uit bij het oversteken. 

Jerry is een juiste samentrekking, die kan ik dus weglaten.
Keek is een onjuiste samentrekking, die moet ik dus laten staan.

Slide 12 - Tekstslide

Mevrouw Van der Wal heeft veel vrijwilligerswerk gedaan en daarvoor op Koningsdag een lintje gekregen.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 13 - Quizvraag

De ambulance bracht het slachtoffer naar het ziekenhuis en de agenten de dader naar het politiebureau.
A
Foutieve samentrekking (betekenis)
B
Foutieve samentrekking (getal)

Slide 14 - Quizvraag

Functie
  • Zinsdeel: De inbreker heeft de man een klap gegeven en daarna beroofd. 
Weggelaten woorden: De inbreker | heeft | de man
                                                       ow                  pv        mv/lv

Slide 15 - Tekstslide

Marcel heeft zijn vriendin gefeliciteerd en een cadeau gegeven.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 16 - Quizvraag

Functie
  • Woordsoort: Tabitha heeft hoge cijfers, maar er ook hard voor gewerkt.
Weggelaten woorden: Tabitha  | heeft
                                                    zn         zww/hww

Slide 17 - Tekstslide

Paul is ziek en naar huis gegaan.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 18 - Quizvraag

Opdrachten maken

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
* Maak: H7 formuleren: 
    paragraaf 5, opdrachten 1 t/m 4.


timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Aan welke 3 voorwaarden moet een samentrekking voldoen?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Link

Kort verhaal
POEP

Slide 23 - Tekstslide

Voordat we gaan lezen
  • Wie heeft er wel eens een boek gelezen van Manon Uphoff?
  • Wie heeft er thuis een hond?
  • Wie heeft er een hekel aan honden?
  • Wie heeft er wel eens in de hondenpoep gestaan?

Slide 24 - Tekstslide

Tijdens het lezen
Denk alvast na over de volgende vragen?
Wat is het thema van het verhaal?
Wat kom je te weten over het verleden van de hoofdpersonen? 
Welke rol spelen de honden in het verhaal? 
 Geef enkele voorbeelden van kleine en grote wendingen in het verhaal. 

Slide 25 - Tekstslide

Kort verhaal: poep

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het thema van het verhaal?

Slide 27 - Open vraag

Wat kom je te weten over het verleden van de hoofdpersonen?

Slide 28 - Open vraag

Welke rol spelen de honden in het verhaal?

Slide 29 - Open vraag

Wat is jouw mening over dit verhaal? Onderbouw je mening met twee argumenten.

Slide 30 - Open vraag