les 2 communicatie

les 2
Bespreken opdracht delier
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

les 2
Bespreken opdracht delier

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
De studenten kunnen aan de hand van voorbeelden laten zien hoe zij pijn, benauwdheid en onrust bij een patiënt in de palliatieve fase kunnen verlichten.

 

De studenten kunnen situaties beschrijven waarin zij als verpleegkundigen zowel de patiënt als de familie effectief ondersteunen
De studenten kunnen de principes van goede communicatie met palliatieve patiënten en hun families samenvatten.
De studenten kunnen rollenspellen doen waarin ze gesprekken voeren met familieleden van palliatieve patiënten, waarbij ze empathie, goed luisteren en informatie geven.





Slide 3 - Tekstslide

planning van vandaag:
Deel 1 : Terug blik vorige week, benauwdheid in de palliatieve fase.
Deel 2: communicatie in de palliatieve fase.

Slide 4 - Tekstslide

Verdieping palliatieve zorg
wat weten jullie nog van de vorige les ?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer spreek je van palliatieve zorg?

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer spreek je van palliatieve zorg?
Zorg die gegeven wordt aan cliënten wanneer er geen genezing van een ziekte meer mogelijk is.

- Uitgezaaide kanker
- COPD
- Hartfalen, maar ook
- Dementie

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het doel van palliatieve zorg? 

Slide 8 - Tekstslide

Doel van palliatieve zorg: 

Een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te realiseren, 
door te voorkomen en verlichten van lijden

Slide 9 - Tekstslide

Het verschil:
  • Terminale zorg is gericht op de kwaliteit van sterven.
  • Palliatieve zorg is gericht op de kwaliteit van leven.


Slide 10 - Tekstslide

Symptomen in de palliatieve fase

Slide 11 - Tekstslide

Dyspneu 
Benauwdheid 

Slide 12 - Tekstslide

Dyspneu wat cijfers:
Dyspneu komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase. 
Dyspneu komt voor bij:
• 94% van de patiënten met een gevorderd stadium van COPD
• 72% van de patiënten met een gevorderd stadium van hartfalen
• 52% van de patiënten met eindstadium van nierfalen
Dyspneu komt voor bij:
• 12-52% van de patiënten met dementie
• 11-62% van de patiënten met Aids
• 81-88% van de patiënten met motor neuron disease (ALS, PMA etc)
• 26% van de patiënten met multipele sclerose 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dyspneu 
  • Moeite met ademhalen
  • Gedeeltelijke afsluiting van de luchtwegen
  • Zwakte van de ademhalingsspieren
  • Een grotere zuurstofbehoefte
  • COPD
  • Longontsteking
  • Vocht of lucht tussen de longvliezen : pleuritis / pleuravocht
  • Hartproblemen zoals decompensatie of ritmestoornissen
  • Angst en hyperventileren

Slide 16 - Tekstslide

Dyspneu
  • Behandeling van de oorzaak: denk bv aan hormoontherapie, chemo, pleurapunctie 
  • Leefregels
  • Aanpassen van de omgeving 
  • Zuurstof: hoeveel liter?
  • Behandeling met medicijnen. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de medicamenteuze symptomatische behandeling van dyspneu in de terminale fase?
A
Ventolin
B
Morfine
C
Diazepam
D
Prednison

Slide 18 - Quizvraag

Behandeling dyspneu
  • Morfine

  • Eventueel corticosteroïden
  • Bij onvoldoende effect morfine of veel angst benzodiazepine
  • Refractaire dyspneu -> palliatieve sedatie


VRAGEN?

Slide 19 - Tekstslide

Communicatie 

Slide 20 - Tekstslide

stellingen:
  1.  Het is altijd beter om de waarheid te vertellen aan een stervende patiënt, zelfs als deze pijnlijk is.
  2. Familieleden moeten betrokken worden bij elke beslissing in de laatste levensfase van een patiënt.
  3. Het gebruik van humor is ongepast in gesprekken met een stervende patiënt.
  4. Patiënten in de terminale fase willen liever niet praten over hun naderende dood.
  5. Een zorgverlener moet zijn eigen emoties altijd onder controle houden in het bijzijn van een stervende patiënt.



Slide 21 - Tekstslide

  1. Hoe kun je als zorgverlener herkennen wanneer een patiënt behoefte heeft aan een gesprek over het naderende einde?
  2. Wat zijn goede manieren om familieleden te betrekken in de zorg van een stervende patiënt?
  3. Hoe ga je om met een patiënt die niet wil praten over zijn of haar naderende dood?
  4. Welke rol speelt cultuur in de manier waarop patiënten en hun families omgaan met de dood?
  5. Hoe kan een zorgverlener zijn eigen emoties verwerken na het overlijden van een patiënt?


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht rollenspel

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

huiswerk
Opdracht morfine: voor volgende week 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide