2KB2 27 januari

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

Slide 1 - Tekstslide

 2KB2 De les start over twee minuten !
- Mobiel in de bak
- Boek, laptop, pen en schrift op  
   tafel
- Tas van de tafel
- Eigen naam in LessonUp
- Iedereen doet mee

timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma van de les 2KB2

Programma:

  • Aanwezigheid
  • Gedicht van de dag
  • Taalverzorging

Lesdoel:
-Weten hoe je het lijdend voorwerp in een zin kan vinden
-Begin maken met verwijswoorden

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

Gedicht van de dag

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Hoofdstuk 3
Taalverzorging Grammatica
Over het lijdend voorwerp

Bladzijde 80

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp vinden:
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Stel de vraag Wat (soms: Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.




Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts).

Slide 7 - Tekstslide

Gezamenlijk nakijken:
Maak opdracht:

1 t/m 3 en 4, 5, 6 en 7
Hoofdstuk 3
Taalverzorging Grammatica over het lijdend voorwerp
In het boek bladzijde 80 en 81

Slide 8 - Tekstslide

PV - OW - GEZ - LV

PV = het werkwoord wat verandert als je de zin in een andere tijd zet! 

OW = wie + pv? wat + pv? 

GEZ = PV + eventueel andere werkwoorden in een zin


LV- Wat (of wie) + gezegde + onderwerp

 



Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
1 pv = vergat
ow = Roeland
gez. = vergat
2 pv = won
ow = het eerste team
gez. = won
3 pv = bouwt
ow = de gemeente
gez. = bouwt
4 pv = komt
ow = Henriëtte
gez. = komt ophalen
5 pv = wil
ow = jij
gez. = wil uitpakken
6 pv = heeft
ow = Marthe
gez. = heeft gebruikt


Opdracht 2:  vraag 1 en 2:
1 Wat vergat Roeland? zijn usb-stick

2 Wat won het eerste team? de finale

3 Wat bouwt de gemeente? een skateboardbaan

4 Wie komt Henriëtte ophalen? Yvonne

5 Wat wil jij uitpakken? de vaatwasser

6 Wat heeft Marthe gebruikt? een speciaal appje

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3
1 pv = draagt
ow = Ché
gez. = draagt
lv = een muts

2 pv = helpt
ow = Soraya
gez. = helpt
lv = Steven
3 pv = geef
ow = jij
gez. = geef
lv = een kopje koffie



4 pv = kunt
ow = je
gez. = kunt inwisselen
lv = guldenbiljetten

5 pv = heeft
ow = Merel
gez. = heeft besteld
lv = een mooi spijkerjasje

6 pv = gierden
ow = de zenuwen
gez. = gierden
lv = X

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1
1 pv = vergat
ow = Roeland
gez. = vergat
2 pv = won
ow = het eerste team
gez. = won
3 pv = bouwt
ow = de gemeente
gez. = bouwt
4 pv = komt
ow = Henriëtte
gez. = komt ophalen
5 pv = wil
ow = jij
gez. = wil uitpakken
6 pv = heeft
ow = Marthe
gez. = heeft gebruikt


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
1 Wat heeft Wietze gekocht? snoep
2 Wat maakt Kim? een tosti
3 Wat doet de kok? warme chocoladesaus
4 Wat heeft wie opgegeten? mijn broodje

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 5
eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
1 Pepijn wast de auto van zijn vader.
2 Mika heeft zijn arm gebroken bij voetbal.

Opdracht 6
eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
1 Monique heeft nieuwe schoenen via internet gekocht.
2 ow = Monique
gez. = heeft gekocht
lv = nieuwe schoenen

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 7*
1 Als Karin haar broer in de hal tegenkomt, geeft zij hem een high five.
2 Op de feestavond verwelkomen leerlingen de ouders en geven hun een kop koffie met gebak.
3 In de vakantie heeft Margriet een foto geappt, waarop het zwembad goed te zien was.
4 Henk kreeg een groot compliment, omdat hij vorige week de beste speler van het toernooi versloeg.
5 De trainer waarschuwde de spelers voor het koude weer, waarna ze met mutsen en sjaals het sportveld opkwamen.

Slide 15 - Tekstslide

H3 Taalverzorging boek blz. 82 of online Taalverzorging formuleren, over verwijswoorden
Je leert vandaag over verwijswoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Startopdracht
Vertel aan een klasgenoot over de ergste miskoop die je ooit hebt gedaan: wat voor ding was het, waarom was het een miskoop en wat heb je ermee gedaan?
Let op: je mag de naam van het ding maar één keer gebruiken!
timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

 
Gebruik bij twijfel woordenlijst.org.


Slide 19 - Tekstslide

Victor besteedt veel aandacht aan.....liefhebberijen.
A
haar
B
hem
C
zijn
D
hun

Slide 20 - Quizvraag

Het is een broek van Jonathan. Ik heb ....(dat/die)nooit gedragen.

Slide 21 - Open vraag

Het pand staat leeg. Binnenkort wordt....(dat/die) verbouwd.

Slide 22 - Open vraag

Maak van de losse zin een samengestelde zin:
Guus heeft een abonnement op Spotify. Guus hoort dan niet steeds de reclame.

Slide 23 - Open vraag

Maken: 
H3 Taalverzorging: verwijswoorden opdracht 1 en 2 online of boek blz. 82 en 83 . Als je kiest voor je boek, dan schrijf je de samengestelde zinnen van opdracht 2 helemaal op in je schrift. 
Klaar? Verder met opdracht 3 en 4.

Slide 24 - Tekstslide

Bedankt en tot donderdag !

Slide 25 - Tekstslide