Hoofdstuk 5 -05

Paragraaf 5.4
GA JE WINST MAKEN ?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.4
GA JE WINST MAKEN ?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  •  winst- en verliesrekening
  • bruto winst
  • netto winst
  • break even punt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • ik kan uitleggen wat de functie van de winst - en verliesrekening is 
  • ik kan uitleggen waarom bedrijven een jaarrekening opstellen
  • ik kan de brutowinst en nettowinst berekenen
  • ik kan het break-evenpunt berekenen 
  • ik kan het break-evenpunt met een grafiek afleiden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga je winst maken ?

  • Winst- en verlies rekening

  • Kosten en opbrengsten

Slide 4 - Tekstslide

In deze lesson up vind ik niets over break-evenpunt.... Of zit dit in het fimpje?

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

 WINST BEREKENEN

  • BRUTO WINST

  • NETTO WINST

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de bruto winst van een bedrijf?
A
Bruto winst = afzet + bedrijfskosten
B
Bruto winst = omzet + bedrijfskosten
C
Bruto winst = afzet - inkoopwaarde
D
Bruto winst = omzet - inkoopwaarde

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de omzet van een bedrijf ?
A
omzet = afzet x verkoopprijs
B
omzet = afzet x inkoopprijs

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de inkoopwaarde van de omzet ?
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x inkoopprijs

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst berekening

  • brutowinst = omzet - inkoopwaarde

  • omzet =  afzet x verkoopprijs per stuk
  • inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs per stuk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de netto winst ?
Leg de cijfers in de juiste volgorde.
netto winst = 1, bruto winst = 2, bedrijfskosten = 3, omzet = 4, inkoopwaarde = 5
A
4 - 5 = 1
B
2 - 3 = 1
C
2 - 5 = 1
D
4 - 2 = 1

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de nettowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
brutowinst - bedrijfskosten
C
omzet - brutowinst
D
omzet - brutowinst - bedrijfskosten

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nettowinst berekening

  •  nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van onderstaande stellingen is juist?
A. als je veel verlies maakt ga je failliet
B. de huur van het pand en de loonkosten zijn bedrijfskosten
C. de inkoopwaarde is voor de nettowinst berekening niet belangrijk
A
A, B en C
B
A en B
C
Alleen A en C
D
B en C

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzet : afzet =
A
brutowinst
B
nettowinst
C
verkoopprijs
D
inkoopwaarde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
A
€ 1.500,-
B
€ 500,-
C
-€ 500,-
D
-€ 1.500,-

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzet = € ...........
Brutowinst = €5.000,-
Inkoopwaarde = €3.000,-
A
€ 2.000,-
B
€ 8.000,-

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een winkelier hanteert een brutowinst van 25% van de inkoopprijs. De inkoopprijs is € 16,-. Hoeveel bedraagt de brutowinst?
A
€ 20,-
B
€ 4,-

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een product kost € 35,15 inclusief 21 % btw. De variabele kosten zijn € 8,- en de vaste kosten zijn € 11,-

Wat is de verkoopprijs exclusief btw ?
A
€ 42,53
B
€ 27,78
C
€ 29,05
D
€ 28,33

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afzet= 500 st. verkoopprijs p/st. = €10,-
Inkoopwaarde = €200,- Bedrijfskosten= €8.500,- Brutowinst ?

A
€4.800,-
B
€ 2.000,-
C
€ 7.500,-
D
- € 3.500,-

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een product kost € 45,- De variabele kosten zijn € 8,- per stuk. De vaste kosten zijn € 10.730,-

Bereken de break- even afzet. Het juiste antwoord is
A
202 stuks
B
290 stuks
C
238 stuks
D
1.341 stuks

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Break- even punt 
  • geen winst en geen verlies
  •  dus totale kosten = totale opbrengsten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het break-even punt ?
  • In dat punt zijn de vaste/ constante kosten gelijk aan de verkoopprijs - variabele kosten 
  • de formule is 
  • break-even punt =   C : ( p - v )  

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Doornemen paragraaf 5.4 
  • maken opdrachten 
  • m.u.v.  de opdrachten 34, 37, 39
        
                                                    Heb je vragen, mail ze!

Je krijgt een extra lessonup om foto's van je gemaakte werk in te sturen!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies