Les 1 - 17.1

Startopdracht
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startopdracht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"De kilometerheffing om de CO2 doelen te behalen is een goed idee" eens of oneens ligt je antwoord toe

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1) Recap
2) Nieuwe lesstof §17.1
3) Evaluatie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recap

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bank verstrekt de hypotheeklening aan de huiseigenaar. In ruil daarvoor krijgt de bank het recht van hypotheek.

Slide 8 - Tekstslide

hypotheek
Feyenoord had twee business cases opgesteld voor het stadion. De afbeelding gaat over het lang vreemd vermogen van Feyenoord. Wat voor soort is de rode hypothecaire lening, ligt toe?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Goldman Sachs is in dit geval..
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheeknemer
C
Geldnemer en hypotheekgever
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goldman Sachs is in dit geval..
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheeknemer
C
Geldnemer en hypotheekgever
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goldman Sachs is in dit geval..
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheeknemer
C
Geldnemer en hypotheekgever
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
1) Hoeveel zijn alle obligaties samen waard?
2) Hoeveel krijg je extra naast de waarde van stap 1?
3) Hoeveel zijn de waardes van stap 1 en 2 per aandeel?
4) Hoeveel ontvang jij meer of minder dan de nominale voor de aandelen?
5) Hoeveel ontvang jij meer of minder voor de aandelen t.o.v. beurskoers?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conversiekoers? (schrijf de berekening erbij)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel bedraagt de totale agio of disagio?
A
€1600
B
€2500
C
-€2500
D
-€1600

Slide 16 - Quizvraag

totale waarde aandelen = 200 * €18
nominale waarde aandelen = 200 * €10
totale waarde is €1600 agio
Is de conversie aantrekkelijk in maart 2013? Onderbouw je antwoord met een berekening

Slide 17 - Open vraag

Door de conversie is een aandeel €18
De beurskoers van een aandeel is €25.20
Per aandeel heb je dus €7,20 winst (€25.20 - €18)
Lesdoelen
1) Je kunt het begrip vervangingsinvestering uitleggen en een voorbeeld bij noemen
2) Je kunt het begrip cashflow beschrijven
3) Je kunt met cashflows rekenen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar investeert jouw baas in?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

§17.1 Cashflow

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijven investeren continu
Uitbreidingsinvestering
Om de productiecapaciteit te vergroten

Vervangingsinvestering
Om er voor te zorgen dat de productiecapaciteit hetzelfde blijft/niet daalt

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Investeringsanalyse
Een investering moet rendabel, zinvol en winstgevend zijn. Om een investeringsproject te beoordelen kan je gebruik maken van drie methodes:

1) Cashflows
2) Terugverdientijd
3) Netto contante waarde 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cashflow
Om investeringen met elkaar te vergelijken, kan je naar de cashflows kijken. Beste optie als investeringsbedrag - alle cashflows het hoogst is.

Cashflow of kasstroom
Het verschil tussen de geldstromen die de onderneming door de investering uitgeeft en ontvangt

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De afschrijvingskosten op de resultatenrekening zijn een goed voorbeeld van ‘ruilen over de tijd’. De afschrijvingskosten worden op het moment van afschrijven ... door het bedrijf als uitgave betaald.
A
wel
B
niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

twee projecten vergelijken

Slide 26 - Tekstslide

We rekenen afschrijvingskosten door in de verkoopprijs aan de klant en ontvangen hier dus geld voor, maar dat geld hoeven wij als bedrijf niet uit te geven voor de betreffende verkoop. Het compenseert slechts het stukje waardeverlies van onze vaste activa.
Verloop investering
Aan het begin van het investeringsproject is de cashflow negatief en gelijk aan de uitgave die veroorzaakt wordt door de investering. 
Tijdens de levensduur van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten 
Aan het eind van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten + restwaarde 

Waarom + afschrijvingskosten ?

Slide 27 - Tekstslide

Afschrijvingskosten zullen nooit een uitgave worden
Belangrijke opgaven
Opdracht: 17.2; 17.5 ; 17.6

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb in de vakantie ... beco opdrachten gemaakt.
0-2
2-4
4-6
6-8

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk lesdoel is voor jouw gevoel niet behaald?
A
Je kunt het begrip vervangingsinvestering uitleggen en een voorbeeld bij noemen
B
Je kunt de cashflows berekenen m.b.v. de benodigde gegevens op een resultatenrekening
C
Je kunt het begrip cashflow beschrijven
D
Geen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitleg van meneer Jaspar was duidelijk
Helemaal eens
Eens
Neutraal
Oneens
Helemaal oneens

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies