4.4 zwanger worden

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

4.4 zwanger worden

• Je kent de kenmerken van zaadcellen en eicellen.
• Je weet hoe bevruchting verloopt.
• Je weet wat er gebeurt tijdens een zwangerschap.

• Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is.

Zaadcellen

•  Kleinste menselijke cel
• 100-400 miljoen per keer
• Kan zwemmen (zweepstaart)
• 2-3 dagen in lichaam vrouw

eicel

• Grootste menselijke cel
• Eén per maand (meestal)
• Bevat reservevoedsel
• 12-24 uur in leven na ovulatie

Erectie man

Sperma en zaadlozing

• Sperma bevat miljoenen zaadcellen.
• Sperma komt in de vagina terecht.
• Natte droom = spontane zaadlozing tijdens slaap.

Bevruchting

• Bevruchting vindt plaats in de eileider.
• Zaadcellen zwemmen via vagina → baarmoeder → eileider.
• Eén zaadcel dringt eicel binnen.
• Buitenste laag eicel sluit af → geen andere zaadcellen meer mogelijk.

Innesteling

• Bevruchte eicel deelt zich → klompje cellen.
• Verplaatst zich naar de baarmoeder.
• Nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
• Vanaf dat moment: geen menstruatie → vrouw is zwanger.

 Zwangerschap

• Duurt ongeveer 38 weken na bevruchting.
• Embryo → foetus → baby.
• Baarmoeder groeit, placenta voedt de baby.
• Geen menstruatie tijdens zwangerschap.

Prenataal onderzoek

• Onderzoek vóór de geboorte.
• Echo (geluidsgolven → beeld van baby)
• Vlokkentest / vruchtwaterpunctie (onderzoek naar erfelijke ziekten)
• NIPT: niet-invasieve prenatale test waarbij het DNA van de placenta wordt onderzocht