Taal en identiteit

Taal en identiteit
Taalvariatie
  • 3 grote clusters
  • standaardtaal
  • tussentaal
  • dialecten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Taal en identiteit
Taalvariatie
  • 3 grote clusters
  • standaardtaal
  • tussentaal
  • dialecten

Slide 1 - Tekstslide

Dialect
  • lokale vorm van taal
  • elke Vlaams stad, dorp of streek heeft er een
  • heeft heel eigen klanken, een eigen woordenschat en zinsbouw --> daarom moeilijk te begrijpen voor niet dialectsprekers
  • wordt mondeling overgeleverd

Slide 2 - Tekstslide

Tussentaal
  • dialect - tussentaal - standaardtaal
  • varieert van persoon tot persoon
  • varieert van regio tot regio
  • een reeks van niet-standaardtalige elementen
  • nen auto, gij, h niet aanblazen, 

Slide 3 - Tekstslide

Standaardtaal
  • variatie
  • stilistisch: spreektaal tgo schrijftaal
  • nationaal
  • Belgisch-Nederlands tgo Nederlands-Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Code switching
  • taalvariatie is situationeel
  • aangepast aan de omgeving vb school, sportclub
  • = fenomeen waarbij je van de ene taalcode naar de andere overschakelt. Je doet het bewust en onbewust.

Slide 5 - Tekstslide

f2
  • .

Slide 6 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
a. Taal is niet eenvormig zoals morsetaal.
Nederlands in Nederland of België, de taal van een Limburger of die van een West-Vlaming: ze verschillen allemaal van elkaar. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
b. Dat taal niet eenvormig is, is eigenlijk paradoxaal.
 Als je taal inzet als communicatiemiddel, zou het ideaal zijn als taal door alle gebruikers op dezelfde manier kan worden gebruikt. Je wil een boodschap overbrengen naar een ontvanger en die moet daarmee aan de slag kunnen. Taal is dan een slecht communicatiemiddel, want er is veel variatie.  

Slide 8 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
c. De sociolinguïst bestudeert de identitaire functies van taal.
 Je wil met taal ook iets zeggen over jezelf (en dus niet alleen een boodschap overbrengen). 
Taal moet bij je imago passen. Onder vrienden, als leerkracht voor de klas ...: het gaat telkens om een andere identitaire functie. 
Er zijn geen sprekers die altijd op dezelfde manier tegen iedereen spreken. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
d. Er is een duidelijke evolutie van dialecten naar Verkavelingsvlaams. Dat komt door de toenemende informalisering in onze samenleving.
 

Slide 10 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
Dialectsprekers zijn een uitstervend ras. 
  • Jongeren -->  minder dialect,  meer tussentaal of Verkavelingsvlaams, staan positief tegenover dialect
  • 65-plussers,--> goede dialectkennis, niet zo positief tegenover dialect.
  • dialectverlies --> heel wat kennis  over lokale woorden gaat verloren (atlassen en lokale woordenboeken proberen dat tegen te gaan).
  • Tussentaal verschilt van regio tot regio, enkele kenmerken die de regiogrenzen overschrijden (bv. nen boek). 
  • Meeste sprekers --> negatieve houding tegenover tussentaal. Tussentaal duwt standaardtaal in een aantal formele situaties weg. Tussentaal maakt overal in Europa opmars door de groeiende informalisering: mondelinge examens in short kan nu, vroeger niet. Hetzelfde gebeurt bij taalgebruik.  

Slide 11 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
e. Talige fenomenen al G-dropping en hypercorrectie tonen aan hoe Labov vanuit sociologisch standpunt naar taal kijkt. Vanuit die optiek zegt taal niet alleen iets over leeftijd of regionale herkomst, maar dus ook over sociale herkomst.

Slide 12 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
  •  Taal zegt iets over sociale achtergrond: taal vertoont klassengebonden patronen. 
  • Labov --> uitspraak van klanken in kaart brengen, zoals ‘walking’ versus ‘walkin’. 
  • --> fenomeen van g-dropping (de ‘g’ laten vallen aan het einde van een woord) in kaart gebracht
  • --> duidelijk patroon: hoe hoger de sociale klasse, hoe minder g-dropping.
  • --> het betreffende woord ook herhalen: herhaling  met meer nadruk, het percentage g-dropping nam heel sterk af (dus minder g-dropping als er veel aandacht wordt besteed aan taalgebruik).
  • -->  G-dropping is dus ook typisch voor spontaan, ongedwongen taalgebruik. 
  • --> G-dropping wordt gecorrigeerd. Sprekers doen dan aan hypercorrectie (ze willen het te goed doen en gaan zo net fouten maken). 
  •  Hypercorrectie in het Nederlands . In tussentaal valt de ‘h’ vaak weg aan het begin van een woord (bv. een ‘uis’ in plaats van ‘huis’): als mensen dan netjes willen spreken, plaatsen ze een ‘h’ waar die niet hoort (bv. ‘huit’ het hoofd leren, mijn ‘henkel’ in plaats van enkel). Hypercorrectie komt typisch voor bij social aspirers  

Slide 13 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
f. De verontwaardiging die sommige taalpuristen voelen over zogenaamde taalverloedering is eerder selectief en kan taalkundig niet worden ondersteund.
 

Slide 14 - Tekstslide

Wat verraadt je taal van jou?
f. Taal verandert dus, is dat dan erg? Nee! Taal verandert net omdat ze varieert. Variatie is de motor voor verandering, niet van verloedering.
  • Taal flexibel inzetten om je eigen identiteit vorm te geven.
  •  vb. ‘de meisje’--> wijkt af van de norm, maar in het Nederlands van de toekomst zal het onderscheid tussen het- en de-woorden verdwijnen, net zoals in het Engels.
  • mensen --> ergeren zich eraan en spreken van verloedering. 
  • andere voorbeelden waar de norm aan het verschuiven is-->‘je kan’ in plaats van ‘je kunt’. Dit wordt echter niet opgemerkt en mensen ergeren zich er dus ook niet aan.= selectieve verontwaardiging. De verschuiving van regels en normen in taal is een universeel gegeven (in de 18de eeuw klaagde men ook al over het taalgebruik van jongeren). 

Slide 15 - Tekstslide

Definitie sociolinguïstiek?

Slide 16 - Tekstslide

Labov

Slide 17 - Tekstslide

Labov

Slide 18 - Tekstslide

Sociolinguïstiek

Slide 19 - Tekstslide

Etnolect
  • taalvariëteit in oorsprong ontwikkeld in een groep 
  1. met een bepaalde etnische  achtergrond
  2. Nederlands nog niet volledig onder de knie
  •  2 categorieën:
  1. ontstaan door kolonisatie vb Surinaams-Nederlands, Indonesich-Nederlands
  2. ontstaan door immigratie vb cités, Joods-Nederlands

Slide 20 - Tekstslide

Etnolect
  • etnolect verschilt van het Standaardnederlands in:
  • zinsbouw
  • woordenschat
  • uitspraak
--> nakomekingen van een etnische groep nemen het taalgebruik over van de voorouders om nadruk te leggen op hun identiteit.

Slide 21 - Tekstslide

Etnolecten

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide