3HV Ch3 Bron I

Chapitre 3 - Bron I 3HV
Leerdoel: Grammaire: 
- vraagzinnen vormen
                                    - vraagzinnen met vraagwoord vormen
Hoe stel je een vraag in het Frans?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3 - Bron I 3HV
Leerdoel: Grammaire: 
- vraagzinnen vormen
                                    - vraagzinnen met vraagwoord vormen
Hoe stel je een vraag in het Frans?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Tu sais poser une question?

Slide 3 - Tekstslide

Comment poser une question?

Slide 4 - Tekstslide

Poser une question
Elle joue au foot.
Elle joue au foot?
Joue-t-elle au foot?
Est-ce qu' elle joue au foot?

Slide 5 - Tekstslide

Donnez-moi les 3 manières pour poser une question.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Welke vraag is een inversie/omkering?
A
Vous parlez français?
B
Parlez-vous français?
C
Parlez vous français?
D
Est-ce que vous parlez français?

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is GEEN correcte vraagzin?
A
Fais-tu du foot?
B
Tu est-ce que fais du foot?
C
Tu fais du foot?
D
Est-ce que tu fais du foot?

Slide 9 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Poser une question
Tu fais du sport. (quand)-> vraagwoord
  1. Tu fais du sport quand?
  2. Quand fais-tu du sport?
  3. Quand est-ce que tu fais du sport?

Slide 12 - Tekstslide

Vraagwoorden
Pourquoi             - Waarom
Quand                  - Wanneer
Quoi                      - Wat
Qu'est-ce que  - Wat
Où                          - Wanneer
Qui                         - Wie
Comment           - Hoe

Slide 13 - Tekstslide

Welk vraagwoord is correct?
……… va à la fête de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 14 - Quizvraag

......... tu partiras en vacances?
A
quand
B
qui
C
D
comment

Slide 15 - Quizvraag

Ton jean est beau. Il a coûté ...............?
A
qu'est-ce que
B
comment
C
combien
D
quelle

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Het vraagwoord quel(l)(e)(s)
 quel (l)(e)(s)      ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort, dus je kijkt naar het znw wat erachter staat.

m enk     ->    quel garçon
v    enk    ->     quelle classe
m mv      ->     quels profs
v   mv      ->     quelles filles

Slide 18 - Tekstslide

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 19 - Quizvraag

............. sont les meilleures notes de classe?
A
quelles
B
quel
C
quels
D
quelle

Slide 20 - Quizvraag

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide