Grammatica chapitre 1 3H

Interro grammaire chap. 1
A: Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interro grammaire chap. 1
A: Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat

Slide 1 - Tekstslide

Toi et (jouw) _______________amie, vous vous ressemblez.

Slide 2 - Open vraag

Comment tu trouves (ons) _______________ maison ?

Slide 3 - Open vraag

Il aime beaucoup (zijn) ______________ cousine.

Slide 4 - Open vraag

(Haar) _______________ sœurs ne sont pas très grandes.

Slide 5 - Open vraag

(Hun) ___________________ parents sont là aussi.

Slide 6 - Open vraag

C’est vrai que (jullie) ________________maison est petite.

Slide 7 - Open vraag

B
Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de aangegeven tijd

Slide 8 - Tekstslide

Demain, tu (partir, présent) ______________ en excursion à Biarritz.

Slide 9 - Open vraag

Nous (dormir, présent) _______________ dans un hôtel au centre-ville.

Slide 10 - Open vraag

Hier, ils (sortir, passé composé) ___________________________ en ville avec leurs amis.

Slide 11 - Open vraag

Il a fait -10 degrés. Brrr, j’ (sentir / passé composé) ______________ le froid!

Slide 12 - Open vraag

Ça ne (servir, présent) __________________________à rien!

Slide 13 - Open vraag

C
Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de présent. Let op: sommige werkwoorden zijn wederkerend.

Slide 14 - Tekstslide

Tu (finir) _______________ plus tard cet après-midi?

Slide 15 - Open vraag

À l’hôtel, ils (répondre) ______________ à des questions sur une fiche.

Slide 16 - Open vraag

Tous les matins, nous (se lever) _______ très tôt.

Slide 17 - Open vraag

Vous (adorer) __________ faire les magasins avec ta sœur?

Slide 18 - Open vraag

Marc et Isabelle (choisir) ___________ le dessert.

Slide 19 - Open vraag

Vers sept heures, je (s’habiller) ___________ et je mange quelque chose.

Slide 20 - Open vraag

D
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm en zet de Nederlandse vertaling erbij.

Slide 21 - Tekstslide

elle (être)
présent + vertaling
passé composé + vertaling

Slide 22 - Open vraag

tu (avoir)
présent + vertaling
passé composé + vertaling

Slide 23 - Open vraag

ils (aller)
présent + vertaling
passé composé + vertaling

Slide 24 - Open vraag

vous (faire)
présent + vertaling
passé composé + vertaling

Slide 25 - Open vraag