Ne 1BB 5.5 Spelling

Nederlands.
Welkom

5.5 spelling
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands.
Welkom

5.5 spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • wanneer ikeen voltooid deelwoord gebruikt; 
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd; 
  • hoe ik een voltooid deelwoord schrijf.

Slide 2 - Tekstslide


Wat gaan we doen:


- LessonUp klassikaal

- herhaling voltooid deelwoord

- oefeningen maken

- exit ticket

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 5 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn vader heeft in zijn vinger gezaagd.
A
heeft
B
gezaagd
C
mijn vader
D
vinger

Slide 11 - Quizvraag

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 13 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We hebben met klas 1G een museum bezocht.'

Slide 14 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen.

A
de buurman
B
betalen
C
ontvangen
D
salaris

Slide 15 - Quizvraag

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 16 - Tekstslide

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 17 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 18 - Sleepvraag

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 19 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 20 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 21 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 22 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 23 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 24 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 25 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag
De laatste 9 voltooid deelwoorden!

Slide 27 - Tekstslide

OPDRACHT

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord
dat tussen haakjes staat.

Fouten maken mag,
verbeter deze wel.

Slide 28 - Tekstslide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 29 - Open vraag

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 30 - Open vraag

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 31 - Open vraag

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 32 - Open vraag

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 33 - Open vraag

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 34 - Open vraag

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

Slide 35 - Open vraag

De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)

Slide 36 - Open vraag

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 37 - Open vraag

Exit ticket

Slide 38 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 39 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 40 - Open vraag