Wk 11 grammatica

Wk 11: grammatica 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wk 11: grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

grammatica
We oefenen en herhalen het werderkerend, wederkerig en bezittelijk  voornaamwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is. 

Ik heb mijn kat vanochtend te eten gegeven.
Jullie zijn zijn spullen vergeten mee te nemen.
Marja heeft jouw agenda gevonden.
Ik heb uw tas op de schap gelegd.
Die pen is de mijne.
Tijdens onze vakantie hebben we veel bezichtigd.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

wederkerig voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord geeft aan dat er een wederzijdse relatie is in de zin. 

Wij hebben elkaar het jawoord gegeven.  In deze zin zit een wederzijdse relatie omdat persoon A het jawoord heeft gegeven aan persoon B en persoon B dit andersom richting persoon A heeft uitgesproken. 

De 3 wederkerige voornaamwoorden zijn: elkaar / mekaar / elkander

Slide 5 - Tekstslide

wederkerend voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord geeft aan dat er een wederzijdse relatie is in de zin. Het wederkerend voornaamwoord herhaalt het onderwerp uit de zin in een andere vorm (zie volgende dia).

Een wederkerend voornaamwoord heeft altijd een wederkerend ww:
zich ergeren
zich vergissen
zich schamen 
wederkerende werkwoorden beginnen altijd met 'zich'

Slide 6 - Tekstslide

Een wederkerend voornaamwoord herhaalt dus het onderwerp van de zin in een andere vorm: 

Ik vergiste me in de afstand die ik moest lopen.
Wij ergeren ons al de hele nacht aan het lawaai.
Jij schaamt je daarvoor niet? 

Twijfel je? Wijzig het onderwerp in 'hij', het wederkerend voornaamwoord moet dan automatisch 'zich' worden. 

Ik verveel me. Is 'me' een wederkerend voornaamwoord? 
Hij verveelt zich --> ja dus!





Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?

In de volgende dia gaan we samen de oefening op de site www.jufmelis.nl maken. Controleer of je de uitleg nu beter kunt toepassen in de oefening.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Wat zijn wederkerige voornaamwoorden?
Opnieuw gaan we samen een oefening op de site www.jufmelis.nl maken. Dit keer gaat de oefening over het wederkerig voornaamwoord. Controleer weer of je de uitleg nu beter kunt toepassen in de oefening.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Huiswerk nakijken opdr 16 en 17 blz. 26 (2Q + 2V)
Opdracht 16: 
1b alleen bij het werkwoord ergeren
2a    - Ik besef dat ik te veel huiswerk heb gemaakt.
         - Het irriteert dat jij altijd iemand napraat.
         - Zij ergert zich aan zijn slechte werkhouding.
2b t/m d x
3a + 3b: Als realiseren betekent 'iets voor elkaar krijgen' is het geen wederkerend werkwoord. Bijvoorbeeld: De bouw van dit ziekenhuis is gerealiseerd.
Maar:
Ik realiseer me dat dit erg veel werk is. Hier betekent realiseren zich beseffen en is het wel een wederkerend ww.

Slide 12 - Tekstslide

opdracht 17:

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk nakijken opdr 15 en 16 blz. 26 (2P)
Opdracht 15: 
1b alleen bij het werkwoord ergeren
2a    - Ik besef dat ik te veel huiswerk heb gemaakt.
         - Het irriteert dat jij altijd iemand napraat.
         - Zij ergert zich aan zijn slechte werkhouding.
2b t/m d x
3a + 3b: Als realiseren betekent 'iets voor elkaar krijgen' is het geen wederkerend werkwoord. Bijvoorbeeld: De bouw van dit ziekenhuis is gerealiseerd.
Maar:
Ik realiseer me dat dit erg veel werk is. Hier betekent realiseren zich beseffen en is het wel een wederkerend ww.

Slide 14 - Tekstslide

opdracht 16:

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen....
In dia 15 t/m 18 staat telkens een oefening klaar. Maak iedere opdracht online en vraag eerst een klasgenoot om hulp als je vastloopt, daarna pas de docent. De leerlingen die thuis werken, geven via de chat aan met welke oefening ze vastlopen. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Afsluiting
Huiswerk:


2vwo + 2hv: oefen voor jezelf nog een keer met het wederkerend, wederkerig, bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord.





Slide 21 - Tekstslide