Mavo 3 - Vermaak - Praktijk

Vermaak - Praktijk
BTE Klas 3 Mevrouw Valkenaars                         
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vermaak - Praktijk
BTE Klas 3 Mevrouw Valkenaars                         

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag in de les:
Lesuur 1:
- Uitleg Affiche & Magazine

Lesuur:
- Nieuwe opdracht "Dromen" (onderdeel A)


 



Planning
W15: Nieuwe opdracht "Vermaak" (A)
W16: Onderdeel B maken
W17: Stageweek
W18: Meivakantie
W19: Meivakantie
W20:  Activiteiten week
W21: Onderdeel B & C maken
W22: Onderdeel A, B, C inleveren 



Ik weet wat de opdracht en het thema is voor de komende weken.
Ik weet wat oriënteren bij beeldend onderzoek is, hiervoor heb ik een mindmap en sfeerblad gemaakt.

Slide 2 - Tekstslide

W16: Stage week
W 17 & W18: Meivakantie
W19: SO Begrippen
Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Affiche
Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:22
Wat vind jij belangrijk bij het
ontwerpen van een affiche?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

01:49
Wat vind jij het meest belangrijk in een affiche
Beeld
Tekst
Kleur

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Affiche
Een affiche noemen we ook wel een aanplakbiljet (of een poster) De meeste affiches vindt je tegen bushokjes aangeplakt, op elektriciteitskastjes of op vervallen huizen of gebouwen. Het is een meestal ter bekendmaking van bijvoorbeeld een feest of evenement.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Layout
Lay-out wordt ook wel opmaak genoemd. 

De lay-out heeft  veel met afbeeldingen te maken. Hoe richt ik een pagina zo mooi en goed mogelijk in, waar zet ik een kop of foto, komt er nog tekst bij of zegt mijn pagina al genoeg?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typografie
Is het vormgeven van teksten. Dit door letters op verschillende manieren te gebruiken. Typografie gaat alleen over tekst. Je kunt dus zeggen typografie houdt zich bezig met: Hoe zorg ik ervoor dat mijn tekst er aantrekkelijk/leesbaar uit ziet en dat mijn doelgroep de tekst wil lezen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kop en tussenkop
Een kop is een regel tekst vaak bovenaan een pagina in het kort iets verteld over de tekst of pagina. Omdat de tekst op moet vallen is deze tekst groter dan de rest in een oogopslag kun je lezen waar het over gaat.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dromen - Praktijk
BTE Klas 3 Mevrouw Valkenaars                         Les 1

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Toegepast              of                  Autonoom



Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.
Met een functie                                                           Om naar te kijken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Toegepast              of                  Autonoom



Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.
Met een functie                                                           Om naar te kijken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
Oriënteren
 
Beeldend Onderzoek
 
Ontwerp vaststellen
Werkstuk uitvoeren
Analyseren & evalueren
 
Presenteren
C
B
D
E
F
50% = A, B, C - E & F
50% = D
Cijfer:
Opdracht
  • Maak een affiche met als
    thema vermaak

  • De afbeelding maak je
    met diverse creatieve
    materialen
     
  • Zorg dat de typografie duidelijk
    aanwezig is

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
Oriënteren
 
Beeldend Onderzoek
 
Ontwerp vaststellen
Werkstuk uitvoeren
Analyseren & evalueren
 
Presenteren
C
B
D
E
F
50% = A, B, C - E & F
50% = D
Cijfer:
Oriënteren
Laat je inspireren door de teksten en afbeeldingen binnen het thema.


Je oriënteert je bij dit onderdeel op verschillende mogelijkheden om
een autonoom of toegepast werkstuk te maken waarin je verbeeldt wat het 
thema voor jou betekent

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënteren
Onderzoek theorie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënteren
Maak een mindmap over het thema vermaak:

Neem het 'magazine' vermaak door. Onderstreep wat jij interesant vind en met vermaak te maken heeft.

Vul je mindmap aan met ideeen en schetsjes over vermaak 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermaak - Praktijk
BTE Klas 3 Mevrouw Valkenaars                         

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag in de les:
Lesuur 1:
  • Oriënteren afmaken (mindmap & afbeeldingen)
  • Start beeldend onderzoek



 



Planning
W15: Nieuwe opdracht "Vermaak" (A)
W16: Onderdeel B maken
W17: Stageweek
W18: Meivakantie
W19: Meivakantie
W20:  Activiteiten week
W21: Onderdeel B & C maken
W22: Onderdeel A, B, C inleveren 



Doel: Ik heb mijn mindmap af en afbeeldingen gevonden en opgeslagen.

Slide 20 - Tekstslide

W16: Stage week
W 17 & W18: Meivakantie
W19: SO Begrippen
Oriënteren
Onderzoek theorie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënteren
Moodboard:
Verzamel afbeeldingen die met het thema "Vermaak" te maken hebben.


Tip: Gebruik Pinterest

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënteren
Maak een sfeerblad met de volgende afbeeldingen:
- 10 posters die je aanspreken qua vormgeving
- 10 Afbeeldingen die jou aanspreken binnen het thema vermaak
- 5 Kunstwerken die jou aanspreken uit je 'magazine'

Schrijf bij 10 afbeeldingen waarom je juist voor deze afbeelding gekozen hebt.
JufValkenaarsdeLeeuw

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermaak - Praktijk
BTE Klas 3 Mevrouw Valkenaars                         

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag in de les:
  • Beeldend onderzoek
  • Proces boekje


Had je A & B niet af dan maak je deze eerst af



 



Planning
W19:  Activiteiten week
W20: Onderdeel B & C maken
W21: Onderdeel A, B, C inleveren 
W21: Eindwerk maken
W22:  Eindwerk maken
W23:  Eindwerk afmaken
W24:  Eindwerk Inleveren en proces boekje invullen



Doelen:
Ik heb onderdeel A af. Ik heb onderdeel B af en ben begonnen aan C

Slide 25 - Tekstslide

W16: Stage week
W 17 & W18: Meivakantie
W19: SO Begrippen
A
Oriënteren
 
Beeldend Onderzoek
 
Ontwerp vaststellen
Werkstuk uitvoeren
Analyseren & evalueren
 
Presenteren
C
B
D
E
F
50% = A, B, C - E & F
50% = D
Cijfer:
Opdracht
  • Maak een affiche met als
    thema vermaak

  • De afbeelding maak je
    met diverse creatieve
    materialen
     
  • Zorg dat de typografie duidelijk
    aanwezig is

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
Oriënteren
 
Beeldend Onderzoek
 
Ontwerp vaststellen
Werkstuk uitvoeren
Analyseren & evalueren
 
Presenteren
C
B
D
E
F
50% = A, B, C - E & F
50% = D
Cijfer:
Beeldend Onderzoek
Onderzoek enkele van de mogelijkheden uit onderdeel A. Maak schetsen, studies en proefjes waarin je diepgaand en samenhangend onderzoek doet naar het verbeelden van het door jou gekozen subthema.
 
Het gaat erom dat je laat zien dat je onderzoek hebt gedaan en wat dat onderzoek heeft opgeleverd.
 
Onderzoek in je schetsen, studies en proefjes:
− aspecten van de voorstelling,
− aspecten van de vormgeving (beeldende aspecten, materialen, technieken),
 
en onderzoek of deze aspecten geschikt zijn voor het verbeelden van de
inhoud.
Nummer en bewaar al je schetsen, studies en proefjes

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
Oriënteren
 
Beeldend Onderzoek
 
Ontwerp vaststellen
Werkstuk uitvoeren
Analyseren & evalueren
 
Presenteren
C
B
D
E
F
50% = A, B, C - E & F
50% = D
Cijfer:
Beeldend Onderzoek
  • Schetsen
  • Compositie schetsen
  • Materiaal onderzoek

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies