H2 temperatuur en wolken en onweer par 2.3 en 2.4

temperatuur en wolken en onweer par 2.3 en 2.4
TEMPERATUUR
WOLKEN EN ONWEER
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

temperatuur en wolken en onweer par 2.3 en 2.4
TEMPERATUUR
WOLKEN EN ONWEER

Slide 1 - Tekstslide

In welke fase zijn de moleculen het verst uit elkaar?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 2 - Quizvraag

Hoe noem je de faseovergang van vloeibaar naar gasvormig?
A
Condenseren
B
Verdampen
C
Sublimeren
D
Stollen

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke luchtdruk is de kans op neerslag groter?
A
Lage luchtdruk
B
Hoge luchtdruk

Slide 4 - Quizvraag

Je kan luchtdruk meten met een...
A
Manometer
B
Thermometer
C
Luchmeter
D
Barometer

Slide 5 - Quizvraag

Leg met behulp van het deeltjesmodel uit, hoe het komt dat het vloeistof in een thermometer stijgt wanneer de temperatuur omhoog gaat.

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Link

De thermometer

Slide 8 - Tekstslide

De thermometer
De vloeistof thermometer bestaat uit drie onderdelen.

Slide 9 - Tekstslide

De thermometer
De vloeistof thermometer bestaat uit drie onderdelen.
  1. stijgbuis (de buis waarin de vloeistof omhoog loopt als het warmer wordt)

Slide 10 - Tekstslide

De thermometer
De vloeistof thermometer bestaat uit drie onderdelen.
  1. stijgbuis (de buis waarin de vloeistof omhoog loopt als het warmer wordt)
  2. de schaalverdeling (de getallen)

Slide 11 - Tekstslide

De thermometer
De vloeistof thermometer bestaat uit drie onderdelen.
  1. stijgbuis (de buis waarin de vloeistof omhoog loopt als het warmer wordt)
  2. de schaalverdeling (de getallen)
  3. het reservoir (de bel waarin het meeste vloeistof zit dat nog niet mee doet voor de temperatuur weergave)

Slide 12 - Tekstslide

IJken

Slide 13 - Tekstslide

IJken
STIJGBUIS
Reservoir

Slide 14 - Tekstslide

IJken

Slide 15 - Tekstslide

IJken

Slide 16 - Tekstslide

IJken
100°C = 7 cm
7 cm
4,9 cm
cm
7
°C
100

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Tekstslide

Het absolute nulpunt
De koudste temperatuur krijg je als alle moleculen stoppen met bewegen.

Door berekening kwam Lord Kelvin er achter dat dit gelijk is aan - 273 oC

Omdat dit de koudste temperatuur is dit 0 Kelvin genoemd.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Het absolute nulpunt
Deze schaal wordt in de wetenschap gebruikt.



.... K  - 273  =  .... oC
....oC  + 273  =  .... K

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Celcius / Kelvin

Slide 23 - Tekstslide

K = ......˚C + 273
˚C = ....... K - 273

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel Kelvin is 100 graden Celsius?
A
273 Kelvin
B
173 Kelvin
C
373 Kelvin
D
0 Kelvin

Slide 25 - Quizvraag

Bij hoeveel Kelvin bewegen stoffen niet meer?
A
100 Kelvin
B
1000 Kelvin
C
273 Kelvin
D
0 Kelvin

Slide 26 - Quizvraag

Reken om: 25 graden Celsius is gelijk aan:
A
-248 Kelvin
B
298 Kelvin
C
248 Kelvin
D
6825 Kelvin

Slide 27 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding van 2 exact dezelfde thermometers (even lang en even dik) hiernaast en beantwoord de vraag hieronder.
Welke thermometer heeft een vloeistof die meer uitzet (wanneer de temperatuur 1 graad stijgt)?
A
Thermometer 1
B
Thermometer 2

Slide 28 - Quizvraag

Met een ...... meet je de luchtdruk.
A
Thermometer
B
Centimeter
C
Multimeter
D
Barometer

Slide 29 - Quizvraag

Hoe ijk je een thermometer?
A
Met een andere thermometer
B
buiten in de zomer en binnen in de winter
C
met smeltend ijs en kokend water
D
met een barometer

Slide 30 - Quizvraag

Bij een groter reservoir stijgt de vloeistof in een thermometer
A
langzamer
B
sneller
C
even snel
D
plotseling

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Link

Bimetaal
  • Twee verschillende metalen
  • Een van de twee metalen zet meer uit dan de andere.
  • Metaal dat het meest uitzet bij warmte is de buitenbocht.
  • wordt gebruikt als thermostaat van strijkijzer.
  • Te gebruiken als sensor en schakelaar

Slide 33 - Tekstslide

0

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Dauwpunt
De temperatuur waarbij waterdamp 
in de lucht gaat condenseren heet 
het dauwpunt. Het dauwpunt hangt 
af van de hoeveelheid vochtigheid 
in de lucht: hoe meer vocht in de lucht,
hoe hoger het dauwpunt ligt. 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

MooiWeerWolken

Slide 42 - Tekstslide

SlechtWeerWolken

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Tekstslide

Hoe onstaat een wolk?
De zon verwarmt het zeewater, het vloeibare water verandert in waterdamp. Als de lucht met waterdamp afkoelt, treedt er condensatie op en ontstaat er een wolk
Hoe onstaat neerslag in een wolk?
Neerslag ontstaat als miljarden zwevende druppeltjes en ijsdeeltjes in wolken aan elkaar gaan kleven. Ze worden te zwaar en vallen naar beneden.

Slide 46 - Tekstslide

0

Slide 47 - Video