7.2 De kaasspeciaalzaak

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Behandelen paragraaf 2 (15 min)
  • zelfstandig werken (30 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is productie arbeidsintensief?
A
Meer kapitaal dan arbeid
B
Meer leidinggevende dan uitvoerende werknemers
C
Meer uitvoerende dan leidinggevende werknemers
D
Meer arbeid dan kapitaal

Slide 3 - Quizvraag

Juist of onjuist ?
1. Leraar is een arbeidsintensief vak
2. Een autofabriek is kapitaalintensief
A
1 en 2 allebei juist
B
1 juist 2 onjuist
C
1 onjuist 2 juist
D
1 en 2 allebei onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Om te produceren heb je drie productiefactoren nodig.
Noteer de drie productiefactoren.
Misschien weet je de 4e ook?

Slide 5 - Open vraag

Hierna staan voorbeelden van productie.

Bij welk voorbeeld gaat het over formele productie?
A
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon.
B
Een timmerman klust er na werktijd zwart bij.
C
Iemand legt in zijn tuin een nieuw terras aan.

Slide 6 - Quizvraag

Leg uit wat het verschil is tussen goederen en diensten.

Slide 7 - Open vraag

7.2 De kaasspeciaalzaak

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kan benoemen welke productieweg een product aflegt

- Je kan uitleggen hoe de prijs van een product tot stand komt voordat de consument het product kan kopen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle 
bedrijven die na elkaar meewerken 
aan een product.

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfskolom van brood
Wat is de toegevoegde waarde van de broodfabriek?


Slide 11 - Tekstslide

De bedrijfskolom moet je niet verwarren met een bedrijfstak ..


Een bedrijfstak = een groep bedrijven die hetzelfde product of dienst verkopen.

Slide 12 - Tekstslide

Toegevoegde waarde
Elke schakel in de bedrijfskolom voegt waarde toe aan een product. 

Slide 13 - Tekstslide

Toegevoegde waarde
Formule toegevoegde waarde
Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde

Slide 14 - Tekstslide

Toegevoegde waarde 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een bedrijfstak?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Een groep bedrijven die aan het zelfde product werkzaam is
C
Een groep bedrijven die van dezelfde producent afnemen
D
Een groep bedrijven die dezelfde groep consumenten bedienen

Slide 16 - Quizvraag

Murat zegt: 'In een bedrijfstak vervult een groep bedrijven dezelfde rol.'
Mejid zegt: 'Het verschil tussen de verkoopopbrengst en de inkopen noem je de toegevoegde waarde.'

Wie heeft er gelijk?
A
Murat
B
Mejid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 17 - Quizvraag

In welke volgorde zijn deze bedrijven betrokken
bij de productie van kaas?
A
1-2-3-4
B
2-3-1-4
C
4-3-2-1
D
3-2-1-4

Slide 18 - Quizvraag

Groothandels zijn een bedrijfstak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een bedrijfstak is een groep van verschillende bedrijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Alle bedrijven die samenwerken aan een product noemen we de
A
productiefactor
B
producenten
C
bedrijfskolom
D
bedrijfsfactor

Slide 21 - Quizvraag

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 22 - Sleepvraag

Huiswerk
  • Maken opdrachten hoofdstuk 7 paragraaf 2

  • Lees de theorie op bladzijde 81
  • Maak de opdrachten 1 t/m 11

Slide 23 - Tekstslide

opdrachten maken

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide