PO Diergedrag

1 / 46
volgende
Slide 1: Video
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat is gedrag?
A
het maken van alle bewegingen van een mens of een dier.
B
alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een gedragsketen?
A
Gedragingen die niet in een vaste volgorde zijn
B
Gedragingen die niet op elkaar lijken
C
Gedragingen die willekeurig zijn
D
Gedragingen die in een vaste volgorde voorkomen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een gedragsketen?
A
Jezelf aankleden voor het voetbal
B
Remmen met je fiets
C
Groente snijden voor de groentensoep
D
De lamp aanzetten in een donkere kamer

Slide 4 - Quizvraag

Welk gedrag kiezen dieren?
gedrag dat ........
A
Voor hun het beste uitkomt
B
Voor hun het leukst is
C
De kans op overleven het grootst maakt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is dit voor
gedrag
A
territoriumgedrag
B
Broedzorg
C
baltsgedrag
D
imponeergedrag

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de sleutelprikkel
voor dit het voeden?
A
honger
B
liefde
C
lekker eten
D
de opengesperde bek

Slide 7 - Quizvraag

Wat is dit voor
gedrag
A
territoriumgedrag
B
Broedzorg
C
baltsgedrag
D
imponeergedrag

Slide 8 - Quizvraag

Gedrag kun je onderverdelen in kleine stukjes, hoe noem je een 'stukje' gedrag?
A
Een actie
B
Een handeling
C
Een ethogram
D
Baltsgedrag

Slide 9 - Quizvraag

Voorbereiden PO
  • Kies het soort gedrag dat je gaat bestuderen 
  • Bedenk / zoek uit welke dieren geschikt zouden kunnen zijn om het door jullie gekozen type gedrag te bestuderen.

Slide 10 - Tekstslide

soorten gedrag 
Sociaal gedrag 
  • Leven in een groep
  • Territoriumgedrag (zoals dreigen en imponeren) 
  • Voortplantingsgedrag/ partner vinden: (zoals paringsgedrag)
  • Zorg gedrag

Slide 11 - Tekstslide

soorten gedrag 
Leren 
1. Inprenten
2. trial & error
3. Conditionering
4. Na-apen.



Slide 12 - Tekstslide

welke dieren zijn geschikt 
Welke dieren heb je in je omgeving? 

Welk gedrag kan je zien bij deze dieren? 

Slide 13 - Tekstslide

Welke dieren heb je in je omgeving en welk gedrag zou je bij hun kunnen zien?

Slide 14 - Open vraag

Onderzoeksvragen (voorbeelden)
Goede voorbeelden zijn:

1. Vertonen jonge mantelbavianen vaker actief gedrag dan volwassen dieren? 
    (Dit onderzoek zou bijvoorbeeld ook bij olifanten gedaan kunnen worden).
    Let op: Er moet natuurlijk wel een jong aanwezig zijn in de dierentuin!
2. Vertonen mannetjesdieren actiever gedrag dan vrouwtjesdieren?
3. Vlooien mannetjesbavianen vaker dan vrouwtjesbavianen?
4. Hoeveel procent van de tijd bevindt een actieve pinguïn zich in het water?
5. Welke handeling voert een actief dier het vaakst uit?
6. Welke handelingen voert een actieve naakte molrat uit?

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor een onderzoeksvraag zou jij kunnen stellen over het dier?

Slide 16 - Open vraag

Voorbereiden 
  • Hoe ga je je onderzoek uitvoeren 

Slide 17 - Tekstslide

Ethogram
* Beschrijving van het gedrag

* Je schrijft de handelingen op 

* Objectieve beschrijving! Feiten vermelden en geen mening

* Het ethogram heb je nodig om een protocol te kunnen maken

Slide 18 - Tekstslide

Protocol
* Een beschrijving van het aantal handelingen van een dier in een bepaalde tijdperiode

* Hoe vaak komt een handeling 
   voor?
* Door een protocol kom je erachter 
  welke handeling het dier het meest 
  maakt.
* De resultaten verwerk je in een staafdiagram

Slide 19 - Tekstslide

ethogram
protocol

Slide 20 - Tekstslide

in de opdracht
vind je lege protocollen en ethogrammen, gebruik deze voor je verslag 

Slide 21 - Tekstslide

Vandaag: 
  • Hoe ga je je verslag maken uitleg 
  • Bekijk de filmpjes over het door jouw/jullie gekozen gedrag
  • Laat je onderzoeksvraag nog een keertje checken door de docent 
  • Begin met werken aan je/jullie verslag 
  • Tip: Start met de inleiding, met daarin de onderzoeksvraag, deelvragen en de hypothese, ga daarna naar de methode. 
  • Afsluiten 

Slide 22 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (1)
Titelblad:
Bevat: je naam/namen, klas, docent, een geralateerde afbeelding 

De inhoud van het verslag : 
Na het titelblad volgen:
1. Voorwoord
Hier schrijf je wat de lezer kan verwachten in je verslag.




Slide 23 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (2)
De inhoud van het verslag pagina 3:
2. Inleiding
Hier schrijf je waarom je dit verslag schrijft, hoe je op je onderzoeksvraag bent gekomen. Je leidt je onderzoeksvraag in en verwerkt deze duidelijk in je inleiding.
a. Onderzoeksvraag:
In deze paragraaf leg je uit welke vraag je met je onderzoek wilt beantwoorden. Voorbeeld: in welke volgorde eten de chimpansees
b. Deelvragen
Heb je meerdere vragen nodig om tot het antwoord van je onderzoeksvraag te komen, noteer deze dan bij de deelvragen. Voorbeeld: eten de jongen voor de ouderen? Is de rangorde belangrijk bij het eten?





Slide 24 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (3)
De inhoud van het verslag pagina 4:

3. Hypothese
Welk antwoord denk je dat je gaat vinden op de onderzoeksvraag. Schrijf dit hier op en leg uit waarom je dat denkt. Bijvoorbeeld: de chimpansee geeft eerst haar jong te eten en daarna zich zelf.





Slide 25 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (4)
De inhoud van het verslag pagina 5:

4. Methode
In je methode / werkplan staat hoe je te werk bent gegaan. Dit is op zo een manier beschreven dat iemand anders je onderzoek kan nadoen. Hier onder staat wat er minimaal in moet staan.
• Materiaal (welke spullen je gebruikt hebt)
• O.a. deze opdracht, 2x een leeg ethogram. 1x een leeg protocol.
• Een korte beschrijving en duidelijk stappenplan van wat je hebt gedaan.
• Dit moet zo opgeschreven zijn dat iemand anders het kan nadoen.





Slide 26 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 6:

5. Onderzoeksresultaten
Hier in vermeld je wat je hebt waargenomen. Gebruik hier voor: tekst, tabellen, grafieken, foto’s en dergelijke.
• Ingevulde protocollen en ethogram
• Een tabel met je resultaten
• Foto’s van het diergedrag
• Etc.


Slide 27 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 7 (of verder):
6. Conclusie
In je conclusie staat het antwoord op je onderzoeksvraag en je deelvragen. (dit kan anders zijn dan wat je van te voren dacht).

7. Discussie
Hier schrijf je op wat er niet goed ging bij je onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan: slordig gewerkt/gemorst , kleine steekproef, niet goed gemeten etc. Bedenk en schrijf op wat dit voor een invloed kan hebben op je resultaten.
Wat zou iemand die het zelfde onderzoek weer gaar doen anders moeten doen dan jij? Leg dit uit.



Slide 28 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (6)
De inhoud van het verslag pagina 8 (of verder):
8. Bronnen
Heb je gebruikt gemaakt van boeken (welke bladzijdes), internet (welke websites met datum), tijdschriften etc.
9. Samenwerken
Heb je in een groepje gewerkt, schrijf dan hier op hoe de samenwerking verliep. Denk hier bij aan het bijvoorbeeld aan het volgende: hoeveel tijd heeft iedereen er in gestopt en hoe waren de taken verdeelt.
10. Bijlage
Hier komen documenten die je verslag versterken maar die niet in je verslag horen. Voorbeeld: je complete resultaten als deze te lang zijn of je bronnen waar je naar wilt verwijzen.


Slide 29 - Tekstslide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Inleiding
Onderzoeksvraag
Hypothese
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 30 - Sleepvraag

Wat betekend objectief?
A
Je mening geven
B
Je houden aan de feiten
C
Een object bekijken
D
Objectieven gebruiken

Slide 31 - Quizvraag

Hoe beschrijf je 'kwispelen met de staart van een hond' objectief?
A
hij is blij
B
de hond beweegt de staart heen en weer
C
de hond beweegt de staart op en neer
D
hij is agressief

Slide 32 - Quizvraag

Gedragsketen
Protocol
Ethogram

Slide 33 - Sleepvraag

Voorbereiden: bekijk de filmpjes
  • Bekijk de filmpjes die bij het gedrag passen wat jij gaat bestuderen 
  • Maak aantekeningen 
  • Maak de opdrachten bij de filmpjes (alleen het gekozen gedrag). Opdracht staat op de studiewijzer
  • https://youtube.com/playlist?list=PL0nCKHcI08I-XVvFrPOKkSEp3RVzhfyry   

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf hier je bedachte onderzoeksvraag met hypothese op
timer
5:00

Slide 35 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 36 - Open vraag

lesdoelen gehaald? 
  • Je weet hoe je PO diergedrag er uit moet zien
  • Je weet welk dier je kan bestuderen 
  • Je weet hoe je dieren kan bestuderen 
  • Je hebt een onderzoeksvraag voor je verslag 
  • Je hebt een hypothese voor je verslag 

Slide 37 - Tekstslide

Vandaag
  • Verder werken aan je PO diergedrag 
  • Gebruik je voorbeeld verslag (zie opdracht) 
  • Als het goed is heb je na deze les af: de inleiding, hypothese, en de methode
  • Klaar dan ga je werken aan: resultaten, conclusie, discussie, bronnen, samenwerken, bijlage, het titelblad en het voorwoord. 
  • Deadline = 27-5-22

Slide 38 - Tekstslide

Vandaag
  • Verder werken aan je PO diergedrag 
  • Gebruik je voorbeeld verslag (zie opdracht) 
  • Als het goed is heb je de volgende onderdelen al: de inleiding, hypothese, en de methode
  • En ga je vandaag verder werken aan: resultaten, conclusie, discussie, bronnen, samenwerken, bijlage, het titelblad en het voorwoord. 
  • Deadline = 27-5-22

Slide 39 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (1)
Titelblad:
Bevat: je naam/namen, klas, docent, een geralateerde afbeelding 

De inhoud van het verslag : 
Na het titelblad volgen:
1. Voorwoord
Hier schrijf je wat de lezer kan verwachten in je verslag.




Slide 40 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (2)
De inhoud van het verslag pagina 3:
2. Inleiding
Hier schrijf je waarom je dit verslag schrijft, hoe je op je onderzoeksvraag bent gekomen. Je leidt je onderzoeksvraag in en verwerkt deze duidelijk in je inleiding.
a. Onderzoeksvraag:
In deze paragraaf leg je uit welke vraag je met je onderzoek wilt beantwoorden. Voorbeeld: in welke volgorde eten de chimpansees
b. Deelvragen
Heb je meerdere vragen nodig om tot het antwoord van je onderzoeksvraag te komen, noteer deze dan bij de deelvragen. Voorbeeld: eten de jongen voor de ouderen? Is de rangorde belangrijk bij het eten?





Slide 41 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (3)
De inhoud van het verslag pagina 4:

3. Hypothese
Welk antwoord denk je dat je gaat vinden op de onderzoeksvraag. Schrijf dit hier op en leg uit waarom je dat denkt. Bijvoorbeeld: de chimpansee geeft eerst haar jong te eten en daarna zich zelf.





Slide 42 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (4)
De inhoud van het verslag pagina 5:

4. Methode
In je methode / werkplan staat hoe je te werk bent gegaan. Dit is op zo een manier beschreven dat iemand anders je onderzoek kan nadoen. Hier onder staat wat er minimaal in moet staan.
• Materiaal (welke spullen je gebruikt hebt)
• O.a. deze opdracht, 2x een leeg ethogram. 1x een leeg protocol.
• Een korte beschrijving en duidelijk stappenplan van wat je hebt gedaan.
• Dit moet zo opgeschreven zijn dat iemand anders het kan nadoen.





Slide 43 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 6:

5. Onderzoeksresultaten
Hier in vermeld je wat je hebt waargenomen. Gebruik hier voor: tekst, tabellen, grafieken, foto’s en dergelijke.
• Ingevulde protocollen en ethogram
• Een tabel met je resultaten
• Foto’s van het diergedrag
• Etc.


Slide 44 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 7 (of verder):
6. Conclusie
In je conclusie staat het antwoord op je onderzoeksvraag en je deelvragen. (dit kan anders zijn dan wat je van te voren dacht).

7. Discussie
Hier schrijf je op wat er niet goed ging bij je onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan: slordig gewerkt/gemorst , kleine steekproef, niet goed gemeten etc. Bedenk en schrijf op wat dit voor een invloed kan hebben op je resultaten.
Wat zou iemand die het zelfde onderzoek weer gaar doen anders moeten doen dan jij? Leg dit uit.



Slide 45 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (6)
De inhoud van het verslag pagina 8 (of verder):
8. Bronnen
Heb je gebruikt gemaakt van boeken (welke bladzijdes), internet (welke websites met datum), tijdschriften etc.
9. Samenwerken
Heb je in een groepje gewerkt, schrijf dan hier op hoe de samenwerking verliep. Denk hier bij aan het bijvoorbeeld aan het volgende: hoeveel tijd heeft iedereen er in gestopt en hoe waren de taken verdeelt.
10. Bijlage
Hier komen documenten die je verslag versterken maar die niet in je verslag horen. Voorbeeld: je complete resultaten als deze te lang zijn of je bronnen waar je naar wilt verwijzen.


Slide 46 - Tekstslide