Oefenen met teksten

4 Basis
Oefenen examenstof
Laatste les
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 Basis
Oefenen examenstof
Laatste les

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 3 - Quizvraag

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Aan het begin of aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 4 - Quizvraag

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 5 - Quizvraag

HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea
- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 6 - Tekstslide

KERNZINNEN
- In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

-Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

-Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 7 - Tekstslide

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- Het belangrijkste van een tekst kan in één zin samengevat worden: de hoofdgedachte


- De hoofdgedachte van een tekst staat vaak in de inleiding of in het slot van een tekst.


Slide 8 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 9 - Quizvraag

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'hierdoor'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
samenvatting

Slide 11 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'bovendien'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij een reclame?
A
mening geven
B
overtuigen
C
adviseren
D
aansporen/overhalen

Slide 13 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij een nieuwsbericht?
A
mening geven
B
informeren
C
adviseren
D
aansporen tot handelen

Slide 14 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'dus'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
samenvatting

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een anekdote?
A
de aanleiding
B
deelonderwerp
C
een vraag
D
kort, grappig verhaaltje

Slide 16 - Quizvraag

Welke schrijfopdracht kan er in het examen zitten? Noteer er 2:

Slide 17 - Open vraag

Wat zet je altijd boven een artikel?

Slide 18 - Open vraag

Wat zet je altijd onder je artikel?

Slide 19 - Open vraag

Uit hoeveel alinea's bestaat je schrijfopdracht minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag