present perfect vs past simple

Never have I ever .....

present perfect - past simple
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Never have I ever .....

present perfect - past simple

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling


                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 3 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 4 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 5 - Tekstslide

I ............(never to steal) something

Slide 6 - Open vraag

He ..............(never to be)
a superhero

Slide 7 - Open vraag

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 8 - Tekstslide

ontkenningen maken in de present perfect
Zet not achter have/ has
VB
  • he has eaten in a restaurant
  • he has not eaten in a restaurant

Slide 9 - Tekstslide

  1. Emma ( never to see)......... this film on TV
  2. How often (she to phone) ...... the office ?
  3. .......the Millers  .......... (to arrive) yet?
  4. John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
  5.  (they ever to be) ...........to New York?
  6. Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
  7. (you to drop)........a knife in the kitchen.
  8. I  ...........(to buy) a new laptop.
  9. ............(to find) his pen yet?
  10. the students ...........(not to forget) their homework

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 12 - Tekstslide

Als je iets nog nooit heb gedaan of je hebt iets altijd al willen doen 
ervaringen
is in het verleden begonnen en nog niet afgelopen
dus present perfect

Slide 13 - Tekstslide

before /lately /up till now /for / for how long /just 
already /never /ever /since /so far /yet
signaalwoorden :
(als deze woorden in de zin staan moet je meestal de present perfect gebruiken)

Slide 14 - Tekstslide

Uitzondering
het is wel afgelopen maar je gebruikt toch 
de present perfect

Het is  afgelopen maar het resultaat is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.


I have lost my keys.
Je bent niet meer bezig je sleutels te verliezen maar het resultaat ( bv. je kunt je huis niet in) is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

past simple
is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ww + ed /
2e vorm onr

ja
no
No
ja

Slide 17 - Tekstslide

He .........................(come / just) home


A
simple past
B
present perfect

Slide 18 - Quizvraag

They ...........(buy) their car two years ago
A
simple past
B
present perfect

Slide 19 - Quizvraag

I ..............(see / not) anyone yet.
A
simple past
B
present perfect

Slide 20 - Quizvraag

James ...................(find)
your ring in the garden yesterday.
A
simple past
B
present perfect

Slide 21 - Quizvraag

We ............(prepare / already) dinner.

A
simple past
B
present perfect

Slide 22 - Quizvraag

Mary .................(win) the lottery last year.
A
simple past
B
present perfect

Slide 23 - Quizvraag

is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
past simple
nee
present perfect
(have/has volt dw)

Slide 24 - Tekstslide

He ...........(to dance) as a superhero at halloween last year

Slide 25 - Open vraag

She .........(to buy) a new car

Slide 26 - Open vraag

we ...........(to buy) a new car
yesterday

Slide 27 - Open vraag

He .......(to go) to school

Slide 28 - Open vraag

They ............(to go) to school
this morning

Slide 29 - Open vraag

He ......(to get)a ride to school this morning

Slide 30 - Open vraag

He .... (to get) a ride home

Slide 31 - Open vraag

He ......(to jump) in a puddle this morning

Slide 32 - Open vraag

Our cats ........(to sleep) in a box last night

Slide 33 - Open vraag

Past Simple vs 
Past Continuous

Slide 34 - Tekstslide

Past simple vs. Past continuous

Slide 35 - Tekstslide