Sprachstadt Stunde 7 Supermarkt

Sprachstadt Klasse 2 Stunde 7 Im Supermarkt 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Sprachstadt Klasse 2 Stunde 7 Im Supermarkt 

Slide 1 - Tekstslide

Heute auf dem Programm
1. Formativer Test: Wörterliste Supermarkt
2.Hausaufgaben aufschreiben 
3. Organisatorisches zur Sprachstadt
4. Seh- und Hörverstehen
5. Im Supermarkt: sprechen üben oder Aufgaben machen oder extra Hörverstehen üben 


Lernziele

1.Ich weiß, wie es im Sprachstadt am Freitag, den 13. Juni zugeht
2. Ich kann erklären, was Pfand ist, und einfache Unterschiede zwischen Ländern bei der Mülltrennung beschreiben.
3. Ich kann einem kurzen Video oder Hörtext über das Recyclen in Deutschland und den Niederlanden die wichtigsten Informationen entnehmen.


Slide 2 - Tekstslide

Formativer Test Wörterliste Supermarkt
1.  Zoekt u iets specifieks? Fruit, kaas, drinken?
2. De groente-afdeling vindt u achter in de winkel, naast de vlees-afdeling.
3. Slaat u eerst rechts af, dan rechtdoor en dan ziet u het rek met de pasta om de hoek.
4. Hoeveel kaas wilt u? 
5. Zal ik het voor u snijden?
6. Vandaag hebben de aardbeien in de aanbieding.
7. Wilt u een plastic tas of een papieren tas? Een plastic tas kost 30 cent. Een papieren tas is gratis (kostenlos)
8. Samen maakt dat zeven euro negenennegentig.
9. Het spijt me. Ik breng u direct een schoon bord.
10. Ja, dat is een goede ontmoetingsplek.

Slide 3 - Tekstslide

(Haus)aufgaben
  1. Leer (elke dag minimaal 15 minuten) de zinnen van alle drie de situaties van Nederlands naar Duits  achterin je projectboekje (en ook op Studygo) → formatieve toets in de les
  2. Maak  in je projectboekje Im Restaurant/ Supermarkt de oefeningen/Aufgaben: hele boekje af
  3. (als nog niet gedaan) Tussenmeting/Eindopdracht Camping inleveren (zie blz 19 projectboekje Camping)

Slide 4 - Tekstslide

Organisatorisches zur Sprachstadt: vrijdag
  1. 9:00 tot 10:30 : Uitleg door docent Duits & lokaal 1.2  aankleden als Camping  (12 tafels: 8 tafels met 3 personen  en 4 tafels met 2 personen) & tafel (individueel) laten beoordelen door Liesbeth
  2. 10:45-12:15 Gesprekken met 1e klassers. Drie rondes  (Groep 1 gaat eerst 10:45, dan groep 2 11:15, dan groep 3 om 11:45.)
  3. 13:00 tot 14:45: wachten op de gang bij lokaal 2.2 totdat je aan de beurt bent voor 1 gesprek met Muttersprachler en daarna  lokaal 1.2  opruimen / eigen spullen meenemen, daarna naar huis.

Let op!
- Wanneer je niet aanwezig bent op 13 juni, haal je het in de week erna (buiten schooltijd) in bij je docent.
- Je moet alles uit je hoofd leren en mag geen spiekbriefje gebruiken

Je gesprek met de 1e klasser:  mag maximaal 8 minuten duren (inclusief beoordeling). Je blijft allemaal zitten aan de tafel  totdat de timer gaat.  Als de timer gaat hebben de 1e klassers 2 minuten wisseltijd

Ronde 1: 1 van jullie spreekt, de ander(en) vult/vullen het beoordelingsformulier in , Ronde 2: wissel van rol, Ronde 3: wissel nogmaals van rol

.




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Meme der Woche
1. Wat valt jullie op aan hoe in Duitsland met afval wordt omgegaan in vergelijking met Nederland?
2. Welke afvalsoorten worden in Duitsland anders gescheiden dan in Nederland, en 3. waarom is dat volgens jou beter of minder goed voor het milieu?

Slide 9 - Tekstslide

„In Deutschland gibt es mehr Mülltrennung als in den Niederlanden. Es gibt zum Beispiel den Gelben Sack für Plastikmüll und die Pfandflasche für Recycling. Auch Biomüll und Restmüll sind getrennt. Das ist gut für die Umwelt, weil man den Abfall recyceln kann. Ich finde das umweltfreundlich.“
Was bedeutet? 

  1. gibt es mehr Mülltrennung = 
  2. Pfandflasche = 
  3. Plastikmüll =
  4. Biomüll =
  5. Restmüll = 
  6. sind getrennt =
  7.  gut für die Umwelt =
  8. umweltfreundlich =

Slide 10 - Tekstslide

Übersetze die Wörter ins Niederländische (gibt es mehr Mülltrennung = ....)

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Link

Nenne zwei von drei typisch deutschen Gewohnheiten, die Liam nennt (auf Niederländisch)

Slide 13 - Open vraag

Im Supermarkt: sprechen üben im Flur oder Aufgaben machen Seite 22 bis 24 oder Hörverstehen mit Mandy im Klassenraum
Route A; blz 22 tm 24 niet af? Ga achter in de klas zitten en werk in stilte aan de oefeningen die je nog niet gemaakMandyt hebt.
Route B: blz 22 tm 24 af? 
1. Werk in tweetallen.
2. Jullie spelen de dialoog na:
o Eén is de winkelbediende
o Eén is de klant
3. Gebruik de geschreven dialoog als basis, maar probeer zo natuurlijk mogelijk te spreken:
o Kijk niet steeds op je papier
o Improviseer kleine reacties of vragen
4. Wissel na één keer van rol.
🧠 Wil je een extra uitdaging? Speel het gesprek daarna zonder papier of wissel van klantentype (bijv. iemand die veel vragen stelt, of haast heeft).

Slide 14 - Tekstslide

Sicheres Sprechen mit einem Muttersprachler Seite 25/26
🛠️ Aufgabe 7: Voorbereiding op je gesprek met de Muttersprachler – Zo reageer je zelfverzekerd in het Duits!
🎯 Doel:
Straks ga je een echte gesprekssituatie naspelen met een moedertaalspreker. Jij bent de winkelmedewerker, de ander is de klant. Je weet van tevoren niet precies wat de klant gaat zeggen. Daarom is het belangrijk dat je leert goed te reageren, ook als je niet alles meteen begrijpt.
________________________________________
🔁 Oefening 1 – Handige zinnen om tijd te winnen of iets te verduidelijken
Lees de onderstaande zinnen (Redemittel) hardop met een klasgenoot. Oefen ze in kleine dialoogjes. Zet er intonatie en een beetje lichaamstaal bij!
➡️ Oefen met een klasgenoot: Laat de ene leerling een klantvraag stellen (echt of verzonnen), en reageer met één van deze zinnen.

Slide 15 - Tekstslide

sicheres Sprechen mit einem Muttersprachler Seite 26
👂 Oefening 2 – Luisterstrategieën: slim luisteren = beter reageren
Je hoeft niet alles te begrijpen om goed te reageren. Train de drie luistertechnieken

Slide 16 - Tekstslide

Doelen check: vertaal
Loopt u rechtdoor, dan ziet u het rek met snoep.
Hoeveel wilt u?

Slide 17 - Open vraag