5.4 + 5.5 Versterkt broeikaseffect & Luchtvervuiling

5.4 & 5.5 
Versterkt broeikaseffect & luchtvervuiling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.4 & 5.5 
Versterkt broeikaseffect & luchtvervuiling

Slide 1 - Tekstslide

Een onvolledige verbranding herken je aan:...
A
roetvorming en oranje vlammen
B
roetvorming en blauwe vlammen
C
waterdamp en oranje vlammen
D
waterdamp en blauwe vlammen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een blauwe vlam betekent onvolledige verbranding.
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen.
C
Bij een vlam met onvolledige verbranding ontstaat geen roet.
D
Onvolledige verbranding bestaat helemaal niet.

Slide 3 - Quizvraag

Een ander woord van
koolmono-oxide is .......
A
stikgas
B
uitlaatgas
C
stikdamp
D
kolendamp

Slide 4 - Quizvraag

Bij een onvolledige verbranding is er...
A
Te weinig brandstof
B
Te vroeg de verbranding gestopt
C
Te weinig zuurstof
D
Te veel water

Slide 5 - Quizvraag

Aan het einde van deze les kan je: 
- Benoemen welke gassen broeikasgassen zijn.
- Uitleggen wat het natuurlijke broeikaseffect is.
- Uitleggen wat het versterkt broeikaseffect is.
- Uitleggen wat zure regen is.
- Uitleggen wat biobrandstoffen zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Versterkt Broeikaseffect

Slide 7 - Woordweb

Huiswerk bespreken:
18 t/m 28
33 t/m 48 moet ook af zijn

Slide 8 - Tekstslide

2

Slide 9 - Video

00:28
Welke gassen zijn broeikasgassen?
A
NH3, H2O, CO2 en N2O
B
CH4, H2O, CO2 en N2O
C
NH3, H2O, CO2 en SO2
D
CH4, H2O, CO2 en SO2

Slide 10 - Quizvraag

00:45
Hoeveel moleculen koolstofdioxide en hoeveel moleculen water komen er vrij bij de verbranding van hexaan?
2C6H12O6+19O2>12CO2+14H2O
A
2 koolstofdioxide en 14 water
B
19 koolstofdioxide en 14 water
C
12 koolstofdioxide en 14 water

Slide 11 - Quizvraag

Versterkt broeikaseffect
- Sinds de industriële revolutie (1900) verbrandt de mens hele grote hoeveelheden brandstof

Slide 12 - Tekstslide

Luchtvervuiling
- Bij de verbranding van fossiele brandstoffen kunnen ook schadelijke stoffen vrij komen.
Bijvoorbeeld zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx). 

Deze stoffen reageren met water en vormen zwavelzuur en salpeterzuur --> Zure regen

Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen zure regen
- Aantasten bossen
- Aantasten kalksteenbeelden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe ontstaat smog?
A
Bij veel wind, smerige lucht en zonnig weer.
B
Bij weinig wind, smerige lucht en regenachtig weer.
C
Bij veel wind, schone lucht en regenachtig weer.
D
Bij weinig wind, smerige lucht en zonnig weer.

Slide 16 - Quizvraag

Het versterkte broeikaseffect en het broeikaseffect zijn hetzelfde en beide slecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Zonder het broeikaseffect ...
A
... wordt het heel warm op aarde.
B
... blijft de temperatuur op aarde gelijk.
C
... wordt het op aarde net zo koud als in de ruimte.

Slide 18 - Quizvraag

Zure regen ontstaat doordat
A
Zwavel verbrand tot het gas zwaveloxiden en met regen zwavelzuur geeft
B
Stikstof verbrand tot stikstofoxiden en met regen salpeterzuur geeft
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Geen van de antwoorden A,B,C is goed

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen bron van luchtvervuiling?
A
een rioolwaterzuiveringsinstallatie
B
een landbouwbedrijf
C
een fabriek
D
het verkeer op een snelweg

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het broeikaseffect?
A
Het opwarmen van de aarde
B
De negatieve gevolgen van het opwarmen van de aarde
C
Het vasthouden van warmtestraling
D
Het hoger worden van de concentratie broeikasgassen

Slide 21 - Quizvraag

zure regen wordt veroorzaakt door:
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
stikstofoxiden
D
CFK (in spuitbus en koelkast)

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn broeikasgassen?
A
Koolstofdioxide
B
Waterdamp
C
Methaan
D
Ethaan

Slide 23 - Quizvraag

wat is Smog?
A
uitlaatgassen
B
vervuilde lucht
C
energiebron
D
gezuiverde lucht

Slide 24 - Quizvraag

Hoe warm/koud zou het zijn als er geen broeikasgassen waren?
A
12 graden
B
4 graden
C
-4 graden
D
-18 graden

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn de grootste luchtvervuilers?
A
auto's met dieselmotoren
B
fabrieken
C
windmolens
D
huishoudens

Slide 26 - Quizvraag

Het broeikaseffect is goed en het versterkte broeikaseffect is slecht!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Nu kan je:
- Benoemen welke gassen broeikasgassen zijn.
- Uitleggen wat het natuurlijke broeikaseffect is.
- Uitleggen wat het versterkt broeikaseffect is.
- Uitleggen wat zure regen is.
- Uitleggen wat biobrandstoffen zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Maak in deze les:

Van 5.4: 51 t/m 55
Van 5.5: 64 t/m 67

Niet af = Absent
Maak als huiswerk: 

Van 5.4: 56, 57 en 60
Van 5.5: 68 t/m 76

Na de vakantie = nog 1 les HH (10 mei) daarna 
PW H5 (17 mei en 20 mei)!

Slide 29 - Tekstslide