2324 8.3 Muziekinstrumenten 2BK 2C lesvariant meer rust

8.3 Muziekinstrumenten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.3 Muziekinstrumenten

Slide 1 - Tekstslide

Van te voren:
printen en snijden bingokaarten

Klaar zetten:
Magister
Boekje
Lesson-Up
Bingokaarten
Post-its
Gitaar
Stemvork

Boodschap bij de deur:
Ga rustig zitten, pak je chromebook en leg deze DICHT op tafel.

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhalen vorige les                                  15 min
  • Leerdoelen                                                  5 min
  • Uitleg 8.3 Muziekinstrumenten      10 min
  • Opdr. 1 t/m 17 van 8.3                              20 min
  • Afsluiten                                                        5 min

Slide 2 - Tekstslide

Uitleggen wat we gaan doen en hoe lang dit duurt. Aangeven dat de uitleg zo kort mogelijk is, zodat leerlingen opdrachten tijdens de les kunnen maken.
Voorkennis
  • Wat is een geluidsbron?
  • Hoe kan een voorwerp geluid maken?
  • Wat is een stemvork?
  • Wat doet een klankkast?
  • Door welke tussenstof gaat geluid als een duiker geluiden in de zee hoort?
  • Wat gebeurt er met het trommelvlies als je een geluid hoort?
  • Wat is een conus?

Slide 3 - Tekstslide

Leerlingen laten uitleggen wat de begrippen ook al weer betekenen:
Wat is een geluidsbron?
Wat hebben trillingen met geluid maken te maken?
Hoe kan je met je stembanden geluid maken?
Wat is een stemvork?
Wat doet een klankkast?

Door welke tussenstof gaat geluid als een cowboy in een film met zijn oor op de rails luistert of er een trein aankomt?
Wat gebeurt er met het trommelvlies als je een geluid hoort?
Wat zijn gehoorbeentjes?
Wat is een conus?


Herhalen vorige les
Lees de tekst en maak opdr. 1 t/m 15 van 8.1 "Geluid maken".
Lees de tekst en maak opdr. 1 t/m 8 van 8.2 "Geluid horen".

Alles af? Laat dit bij je docent checken.
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerlingen laten uitleggen wat de begrippen ook al weer betekenen:
Wat is een geluidsbron?
Wat hebben trillingen met geluid maken te maken?
Hoe kan je met je stembanden geluid maken?
Wat is een stemvork?
Wat doet een klankkast?

Door welke tussenstof gaat geluid als een cowboy in een film met zijn oor op de rails luistert of er een trein aankomt?
Wat gebeurt er met het trommelvlies als je een geluid hoort?
Wat zijn gehoorbeentjes?
Wat is een conus?


Voorkennis
8.3 Muziekinstrumenten

Slide 5 - Tekstslide

Leerlingen laten uitleggen wat de begrippen ook al weer betekenen:
Wat is een geluidsbron?
Wat hebben trillingen met geluid maken te maken?
Hoe kan je met je stembanden geluid maken?
Wat is een stemvork?
Wat doet een klankkast?

Door welke tussenstof gaat geluid als een cowboy in een film met zijn oor op de rails luistert of er een trein aankomt?
Wat gebeurt er met het trommelvlies als je een geluid hoort?
Wat zijn gehoorbeentjes?
Wat is een conus?


Leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden noemen van snaarinstrumenten.
  • Je kunt uitleggen met welke snaren je lage en hoge tonen krijgt.
  • Je kunt uitleggen wat de frequentie is.
  • Je kunt het verband benoemen tussen de frequentie en de hoogte van de toon.
  • Je kunt het frequentiebereik van mensen benoemen.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen alleen doorlezen aangeven dat we aan het eind van de les checken of ze dit ook echt kunnen.
Wat zijn snaar instrumenten?

Slide 7 - Tekstslide

Welke heb je gevonden?
gitaar
viool
harp
contrabas
piano
citaar

Een instrument met snaren noem je een snaarinstrument.
Als je de snaren van een snaarinstrument laat trillen, maken ze geluid. Door de klankkast wordt het geluid harder en kun je het goed horen.
Wat zijn snaar instrumenten?
Instrumenten waar snaren worden gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Welke heb je gevonden?
gitaar
viool
harp
contrabas
piano
citaar

Een instrument met snaren noem je een snaarinstrument.
Als je de snaren van een snaarinstrument laat trillen, maken ze geluid. Door de klankkast wordt het geluid harder en kun je het goed horen.
8.3 Muziekinstrumenten
Er bestaan veel verschillende soorten geluiden: 

  • harde en zachte tonen
  • hoge en lage tonen

Slide 9 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

8.3 Muziekinstrumenten
Bij een snaarinstrument krijg je verschillende tonen. De hoogte van de toon kun je op drie manieren veranderen:

  1. De lengte van de snaar: lange of korte snaar
  2. De dikte van de snaar: dikke of dunne snaar
  3. De spanning van de snaar: losse of strakke snaar

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

8.3 Muziekinstrumenten
De toon word hoger bij: 
Dunne snaren

Korte snaren

Strakke snaren

Slide 11 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

8.3 Muziekinstrumenten
De toon word lager bij: 
Lange snaren

Dikke snaren

Losse snaren

Slide 12 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

Hoog en laag
Hoe sneller een snaar trilt, des te hoger is de toon. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Muziekinstrumenten
De frequentie geeft aan hoe vaak een geluidsbron in een seconde heen en weer trilt. Dit meet je in Hertz.

Een geluid met een frequentie van 10 Hertz trilt 10 x in één seconde.

Een geluid met een frequentie van 25 Hertz trilt 25 x in één seconde.

Slide 14 - Tekstslide

Voorlezen dia

Geluidsfragment 1: 2:53
Geluidsfragment 2: 2:14

Onthou: 
langzaam = laag
snel = hoog

Plaatje uitleggen met stemvork met haak en een bakje zand

Deze trilling kan je met een oscilloscoop zichtbaar maken. Op die oscilloscoop zitten allerlei knoppen en daarmee kan je het beeldscherm instellen. Bij opdracht 12 en 14 moet je dus goed opletten op hoeveel seconden het scherm staat ingesteld. 
Hoog en laag
Hoe sneller een snaar trilt, des te hoger is de toon. 
Hoge frequentie
Lage frequentie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Muziekinstrumenten

Het frequentiebereik van een mens ligt tussen de 20 Hz en en 20 000 Hz.

In het plaatje zie je het frequentiebereik van andere dieren.

Slide 16 - Tekstslide

Het frequentiebereik van een mens is 20 tot 20000 hz. In het plaatje zie je dat dat voor andere dieren anders is.

Een krokodil hoort vrij lage tonen.
Een bruinvis (dolfijn) hoort hoge tonen
Een vleermuis nog hoger.
Een roodborstje ook vrij hoog.
Een hond hoort EN hele lage tonen EN hele hoge tonen. Vandaar dat je je een hond ook wel eens op ziet kijken terwijl jij misschien niets hoort.
Samenvatting

Slide 17 - Tekstslide

Lees door.
Herhalen vorige les
Lees de tekst en maak opdr. 1 t/m 17 van 8.3 "Muziekinstrumenten".

Alles af? Laat dit bij je docent checken.
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Leerlingen laten uitleggen wat de begrippen ook al weer betekenen:
Wat is een geluidsbron?
Wat hebben trillingen met geluid maken te maken?
Hoe kan je met je stembanden geluid maken?
Wat is een stemvork?
Wat doet een klankkast?

Door welke tussenstof gaat geluid als een cowboy in een film met zijn oor op de rails luistert of er een trein aankomt?
Wat gebeurt er met het trommelvlies als je een geluid hoort?
Wat zijn gehoorbeentjes?
Wat is een conus?


Afsluiten


Wat heb jij deze les geleerd?

Slide 19 - Tekstslide

Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.
Afsluiten

Wat heb jij deze les geleerd?

Schrijf op een post-it iets dat jij deze les hebt geleerd.

Plak de post-it op het bord.

Slide 20 - Tekstslide

Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.