Je kunt uitleggen met welke snaren je lage en hoge tonen krijgt.
Je kunt uitleggen hoe je een snaarinstrument stemt.
Je kunt uitleggen wat de frequentie is.
Je kunt het verband benoemen tussen de frequentie en de hoogte van de toon.
Je kunt het frequentiebereik van mensen benoemen.
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoelen alleen doorlezen aangeven dat we aan het eind van de les checken of ze dit ook echt kunnen.
Welke instrumenten op jouw bingokaart zijn snaarinstrumenten?
Slide 7 - Tekstslide
Welke heb je gevonden?
gitaar
viool
harp
contrabas
piano
citaar
Een instrument met snaren noem je een snaarinstrument.
Als je de snaren van een snaarinstrument laat trillen, maken ze geluid. Door de klankkast wordt het geluid harder en kun je het goed horen.
8.2 Toonhoogte en frequentie
Er bestaan veel verschillende soorten geluiden:
harde en zachte tonen
hoge en lage tonen
Slide 8 - Tekstslide
Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af.
Laten horen met een gitaar.
Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.
8.2 Toonhoogte en frequentie
Bij een snaarinstrument krijg je hogere tonen en lage tonen bij:
Dunne snaren
Kortesnaren
Strakgespannen snaren
Lange snaren
Dikke snaren
Losgespannen snaren
Slide 9 - Tekstslide
Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af.
Laten horen met een gitaar.
Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.
Hoog en laag
Hoe sneller een snaar trilt, des te hoger is de toon.
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
8.2 Toonhoogte en frequentie
De frequentie geeft aan hoe vaak een geluidsbron in een seconde heen en weer trilt. Dit meet je in Hertz.
Een geluid met een frequentie van 10 Hertz trilt 10 x in één seconde.
Een geluid met een frequentie van 25 Hertz trilt 25 x in één seconde.
Slide 11 - Tekstslide
Voorlezen dia
Geluidsfragment 1: 2:53
Geluidsfragment 2: 2:14
Onthou:
langzaam = laag
snel = hoog
Plaatje uitleggen met stemvork met haak en een bakje zand
Deze trilling kan je met een oscilloscoop zichtbaar maken. Op die oscilloscoop zitten allerlei knoppen en daarmee kan je het beeldscherm instellen. Bij opdracht 12 en 14 moet je dus goed opletten op hoeveel seconden het scherm staat ingesteld.
Hoog en laag
Hoe sneller een snaar trilt, des te hoger is de toon.
Hoge frequentie
Lage frequentie
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
8.2 Toonhoogte en frequentie
Het frequentiebereikvan een mens ligt tussen de 20 Hz en en 20 000 Hz.
In het plaatje zie je het frequentiebereik van andere dieren.
Slide 13 - Tekstslide
Het frequentiebereik van een mens is 20 tot 20000 hz. In het plaatje zie je dat dat voor andere dieren anders is.
Een krokodil hoort vrij lage tonen.
Een bruinvis (dolfijn) hoort hoge tonen
Een vleermuis nog hoger.
Een roodborstje ook vrij hoog.
Een hond hoort EN hele lage tonen EN hele hoge tonen. Vandaar dat je je een hond ook wel eens op ziet kijken terwijl jij misschien niets hoort.
Samenvatting
Slide 14 - Tekstslide
Lees door.
Aan de slag:
Maak opdr. 1 t/m 17 van 8.3 van nova.
Deze heb je 5 minuten voor het eind van de les af.
Wanneer je dit af hebt maak je test jezelf.
Alles af? Laat dit bij je docent checken, dan mag je wat voor jezelf doen.
timer
20:00
Slide 15 - Tekstslide
Ga aan het werk met de opdrachten. Deze heb je in de les af, zo niet in je eigen tijd inhalen. Test jezelf wordt huiswerk.
Eerste 5 min zelfstandig werken, dus niet overleggen, daarna zachtjes fluisteren.
Afsluiten
Wat heb jij deze les geleerd?
Slide 16 - Tekstslide
Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.
Afsluiten
Wat heb jij deze les geleerd?
Schrijf op een post-it iets dat jij deze les hebt geleerd.
Plak de post-it op het bord.
Slide 17 - Tekstslide
Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.