rekenen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Vooruitblik
Instructie
Opdracht
Evaluatie


Slide 2 - Tekstslide

Vorige week
Verhoudingen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een verhouding
Waar kun je die snel mee uitrekenen?

Slide 4 - Open vraag

Maten en eenheden

Lengte
Gewicht
Inhoud

Slide 5 - Tekstslide

km
hm
dam
m
dm
cm
mm
Zet de eenheden van lengte van groot (links) naar klein (rechts)

Slide 6 - Sleepvraag

Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g

Slide 7 - Sleepvraag

Inhoud eenheden - met 'oversteek-eenheden'
grootst
kleinst
kl
ml
l
dal
hl
dl
cl
dm3
cm3

Slide 8 - Sleepvraag

aan de slag
Afmaken taak 1
Opdracht 11 t/m eindopdracht

Slide 9 - Tekstslide

Hoe bereken je de oppervlakte?
A
lengte x breedte
B
lengte x breedte x hoogte
C
alle zijden bij elkaar optellen
D
lengte + breedte

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de oppervlakte van dit weiland?
A
30m3
B
35m
C
35m2
D
300m2

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de formule voor inhoud?
A
lengte x breedte x hoogte
B
lengte x breedte x dikte
C
lengte x breedte x diepte
D
lengte x breedte

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

INHOUD

Wat is de inhoud van dit zwembad in liters
als het bad tot 20 cm onder de rand gevuld wordt?​

De maten van het zwembad:
hoogte 1,5 m / breedte 5 m / lengte 8 m
Stap 1: Besef dat het hier gaat om "inhoud" 
Inhoud = L x B x H

Stap 2: Besef dat 1 dm3 = 1 liter!
Vul de formule daarom in met decimeters, dan krijg je automatisch dm3
hulp
 1 Besef dat het gaat om Inhoud = L x B x H
2 Besef 1 dm3 = 1 liter, dus gebruik dm in de formule van inhoud
hulp
timer
3:00
A
5.200 liter
B
6.000 liter
C
52.000 liter
D
60.000 liter

Slide 15 - Quizvraag

omrekenen

Slide 16 - Tekstslide

formules tijd en snelheid
Snelheid = Afstand : tijd
Mieke fietst 45m, ze doet hier 15sec. over. Hoeveel m/s rijdt Mieke?
45m : 15s = 3 m/s


Afstand = Snelheid X tijd
Een wielrenner fietst 2 uur met een gemiddelde snelheid van 35km/u
35km x 2u = 70 km


Tijd = Afstand : Snelheid
Een trein rijdt met een snelheid van 100 km/u een afstand van 20 km.
--> 20 km : 100 km/u = 0,2 --> 12 min


Slide 17 - Tekstslide

Je rekent uit hoe snel je van school naar huis fietst. Je komt uit op een snelheid van 5 m/s. Hoeveel km/h is dit?
A
5 x 3,6 = 18 km/h
B
5 : 10 = 0,5 km/h
C
5 : 3,6 = 1,4 km/h

Slide 18 - Quizvraag

Reken de duur (tijd) van de fietstocht uit:

Fietsroute: 24 kilometer lang
Gemiddelde snelheid: 12 kilometer per uur

A
2 uur
B
20 minuten
C
3 uur
D
30 minuten

Slide 19 - Quizvraag

Een scooter rijdt 3 uur lang met een gemiddelde snelheid van 35 km/h. Hoeveel km heeft de scooter afgelegd?
A
100
B
11,7
C
105
D
95

Slide 20 - Quizvraag

Vragen

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk

Slide 22 - Tekstslide

Vandaag
Instructie
Opdracht
Evaluatie


Slide 23 - Tekstslide

Deze les was
Beter dan de vorige les.
Afwisselend.
Weer eens iets anders.
Superleuk.
Ga zo door.
Ik mis nog iets.
Dat kan beter.
O.k.
Mevrouw, het is rekenen!
Meid.... wat goeeedddddd!

Slide 24 - Poll

Vandaag
Instructie
Opdracht
Evaluatie


Slide 25 - Tekstslide

De opdracht

Slide 26 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 27 - Tekstslide