Wiederholung Dezember

Wiederholung Dezember
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Dezember

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was hast du gelernt?
haben und sein
regelmatige werkwoorden
voltooide deelwoorden
lidwoorden
dieren
tellen
Dat gaan we testen!!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Het persoonlijk voornaamwoord ENKELVOUD
Vul aan: ich, du, ...
A
er/es
B
sie/es
C
er/sie/es
D
er/Sie/es

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Snelle herhaling: haben und sein

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das Verb "sein"

Hoe zeg je "jullie zijn"?
A
ihr seit
B
ihr sind
C
wir sind
D
ihr seid

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wir (sein )
A
seien
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Du (sein)
A
ist
B
sein
C
bin
D
bist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Du______ein Schüler.(sein)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spreek je de letter "u" uit in het Duits?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Waar kom je vandaan?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Ik kom uit Nederland.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


"u heeft" vertaal je als ...
A
sie haben
B
Sie haben
C
sie hat
D
sie habt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord (der, die, das) hoort bij het persoonlijk voornaamwoord "es"?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we deze letter? "ß"
A
Ringel-s
B
Umlaut
C
S
D
Bee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul zoveel mogelijk familieleden
(vader, moeder, broer etc.)
in het Duits in!

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat schrijf je in het Duits ALTIJD met een hoofdletter?
A
het begin van een zin
B
het begin van een zin en een persoonlijk voornaamwoord
C
het begin van een zin en een zelfstandig naamwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je "zeventien/17" in het Duits?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Dat is mijn broer.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welk lidwoord (der, die, das) hoort bij welk geslacht?
A
m = der, v = die, o = das
B
m = das, v = der, o = die
C
m= die, v = das, o = der
D
m = das, v = die, o = der

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kurz zur Wiederholung...

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Freunde
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En je weet sowieso:
in het meervoud gebruik je altijd het lidwoord ...

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul een woord in met ö, eentje met ä
en eentje met ü.

Slide 30 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies



Hoe luidt de regel voor het make van een voltooid deelwoord? (van bijvoorbeeld "spielen")
A
ge + stam + t
B
ge + stam + e
C
ge + stam + d
D
ge + stam + s

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was je antwoord juist?
Dit was natuurlijk ge+stam+t
Bijvoorbeeld: ge-spiel-t (gespeeld)
     Spielen: 
           Stam = spiel ( spielen -en)
         ge- ervoor en -t erachter!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het Duits spreek je het woord "spin" uit als sjpienne. Hoe schrijf je dat dan?
A
Schpine
B
Schpinne
C
Spine
D
Spinne

Slide 33 - Quizvraag

Je zegt dus "sj/sch" maar schrijft dat niet!
Vertaal: zacht
A
saft
B
sacht
C
zagt
D
weich

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van "finden"

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ich
du 
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spielst
spielen
spielen
spiele
spielt
spielt 

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Kun je je kat beschrijven?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was ist dein
Lieblingstier?

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Das war es für heute!!!
Hast du etwas gelernt?


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies