doel-middel, vergelijking, voorwaarde

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LessonUpMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Dit weet je al: 

Slide 2 - Tekstslide

Je leert: 
In een tekst de volgende verbanden herkennen:
  • doel-middel
  • vergelijking
  • voorwaarde

Slide 3 - Tekstslide

bldz. 35

Slide 4 - Tekstslide

Type hier een titel
doel- middelverband
* geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald 
   doel te bereiken


* signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van,  
   met behulp van

Slide 5 - Tekstslide

Type hier een titel
doel-middel

Slide 6 - Tekstslide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ik heb mijn wekker gezet, opdat ik op tijd op school ben. 

Ze beantwoordde de vragen met behulp van het woordenboek.

Slide 7 - Tekstslide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ik heb mijn wekker gezet, opdat ik op tijd op school ben. 

doel: op tijd op school
middel: wekker zetten

Slide 8 - Tekstslide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ze beantwoordde de vragen met behulp van het woordenboek.

doel:      vragen beantwoorden
middel: het woordenboek

Slide 9 - Tekstslide

Type hier een titel
vergelijking/vergelijkend verband
* Laat een verschil of een overeenkomst zien.


* signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals- ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enz. dan

Slide 10 - Tekstslide

Type hier een titel
 voorbeelden vergelijkend verband
In vergelijking met vorig jaar is het weer nu veel koeler.

vergelijking:                     vorig jaar en nu
wat wordt vergeleken: het weer

Slide 11 - Tekstslide

Type hier een titel
voorwaarde/voorwaardelijk verband
* Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.


* signaalwoorden: als (...dan), indien, tenzij, wanneer, mits

Slide 12 - Tekstslide

Type hier een titel
 voorbeelden voorwaardelijk verband
Je mag uit de klas tenzij je de opdrachten af hebt.

voorwaarde:                     opdrachten zijn af
gevolg:                               je mag uit de klas

Slide 13 - Tekstslide

timer
0:20
doel-middel
vergelijking
voorwaarde
Geeft aan welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Laat een verschil of een overeenkomst zien.
Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.

Slide 14 - Sleepvraag

Zij is net zo creatief als haar moeder.
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Zij is net zo creatief als haar moeder.
Welk signaalwoord?

A
net
B
net als
C
zo

Slide 16 - Quizvraag

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 17 - Quizvraag

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het signaalwoord?

A
oefen
B
elke dag
C
zodat

Slide 18 - Quizvraag

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het doel?

A
elke dag oefenen
B
beter worden in muziek
C
gitaar

Slide 19 - Quizvraag

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het middel?

A
elke dag oefenen
B
beter worden in muziek
C
elke dag gitaar oefenen

Slide 20 - Quizvraag

Indien je de woorden goed leert, zal je de woordenschattoets goed maken.
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 21 - Quizvraag

Indien je de woorden goed leert, zal je de woordenschattoets goed maken.
Welk signaalwoord?

A
indien
B
goed
C
woordenschat

Slide 22 - Quizvraag

Kan je doel-middelverband, vergelijking en voorwaarden herkennen in een tekst?
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

Maken: opdr. 1-blz. 35
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide