H3 - Unit 2, lesson 4

Learning Targets
I can:
- Understand short and well-structured instructions
- Find and understand specific information in lists, overviews and forms
- Understand adverts
- Explain when to use much, many, a lot of, (a) few, (a) little
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Learning Targets
I can:
- Understand short and well-structured instructions
- Find and understand specific information in lists, overviews and forms
- Understand adverts
- Explain when to use much, many, a lot of, (a) few, (a) little

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do today?

- Reading in your book
- Grammar explanation
- Exercises lesson 4

Slide 2 - Tekstslide

Reading time!
Learning 
Target
- I can read a book and make a summary.
- I can read texts and answer questions.
What
Read your book or do ReadTheory
How
In silence
Time
10 minutes
Done?

Slide 3 - Tekstslide

Quantifiers
Pak je grammatica schrifje erbij voor aantekeningen!

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
A lot of: Bij bevestigende zinnen. Het maakt niet uit of het zelfstandig naamwoord telbaar of niet-telbaar is.
 
I know a lot of people

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Many: Bij telbare zefstandig naamwoorden. 
In negatieve en vraagzinnen.
In bevestigende zinnen na so, as, too en how.

I know so many people.
Do you know many people?

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Much: Bij niet-telbare zelfstandig naamwoorden. 
In negatieve en vraagzinnen.
In bevestigende zinnen na so, as, too en how.

I know how much time it takes.
There isn't much time. 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Om aan te geven dat er weinig van is:

few = weinig bij telbare zelfstandig naamwoorden.
little = weinig bij niet-telbare zelfstandig naamwoorden.

I know few people in Den Helder.
I have very little money saved for my vacation.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Om aan te geven dat er weinig van is:

a few = een paar, bij telbare zelfstandig naamwoorden.
a little = een beetje, bij niet-telbare zelfstandig naamwoorden.

I know a few people in Den Helder.
I have a little money saved for my vacation.

Slide 9 - Tekstslide

Kies de juiste Quantifier:

How ____ of London's landmarks have you seen?
A
much
B
many
C
a few
D
a little

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste Quantifier:

Hardcore book lovers always say that ____ films are better than the book.
A
few
B
A few
C
a lot of
D
a little

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste Quantifier:

There wasn't ____ snow on the road after last night's storm.
A
a little
B
many
C
a lot of
D
much

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste Quantifier:

Babies need ____ sleep.
A
a lot of
B
many
C
a little
D
much

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste Quantifier:

Lisa loves writing. She writes ____ e-mails to her friends.
A
a little
B
many
C
a lot of
D
much

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste Quantifier:

How ____ rice would you like?
A
a little
B
many
C
a lot of
D
much

Slide 15 - Quizvraag

Exercises
Learning Target
I can explain when to use much, many, a lot of, (a) few, (a) little
What
Lesson 4, Exercise 6, 7, 8
How
In your book
Time
+/- 10 minutes
Done?
Do exercise 1 till 5, 9

Slide 16 - Tekstslide

Learning Targets
I can:
- Understand short and well-structured instructions
- Find and understand specific information in lists, overviews and forms
- Understand adverts
- Explain when to use much, many, a lot of, (a) few, (a) little

Slide 17 - Tekstslide