Er zijn 5 broers; Tom eet een boterham, Klaas kijkt tv, Erwin schaakt en Thomas voetbalt.
Wat doet de 5e broer?
timer
1:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Raadsel
Er zijn 5 broers; Tom eet een boterham, Klaas kijkt tv, Erwin schaakt en Thomas voetbalt.
Wat doet de 5e broer?
timer
1:00
Slide 1 - Tekstslide
8.1 8.2 herhaling
Slide 2 - Tekstslide
Hoe kun je de term 'ecologische voetafdruk' het beste omschrijven?
A
De ecologische voetafdruk zegt iets over hoeveel jij van de aarde gebruikt
B
De ecologische voetafdruk gaat over hoeveel ruimte jij inneemt
C
De ecologische voetafdruk heeft alleen te maken met het gebruik van het landoppervlak
D
De ecologische voetafdruk zegt iets over de bevolkingsdichtheid in een land
Slide 3 - Quizvraag
Een bevolkingsprognose is
A
een voorspelling van de groei van de bevolking
B
een overzicht van de groei van de bevolking
C
de berekende verwachte ontwikkeling van de bevolking
D
de ontwikkeling van de immigratie en emigratie in een land
Slide 4 - Quizvraag
Je ziet:
A
Vergrijzing
B
Ontgroening
C
Aftakeling
D
Verzuiling
Slide 5 - Quizvraag
Duurzame energiebronnen zijn energiebronnen die nooit opraken.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quizvraag
In welke fase van het demografisch transitie model zit dit land in 2016?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 7 - Quizvraag
Bekijk de leeftijdsdiagram van dit land. Welke ontwikkeling zie je?
A
Land in ontwikkeling; veel geboorten, minder sterfgevallen
B
Een ontwikkeld land; minder/weinig geboorten, veel sterfgevallen
C
Ontwikkelingsland; veel geboorten, veel sterfte
Slide 8 - Quizvraag
Wat is niet een onderdeel van de ecologische voetafdruk?
A
voedsel
B
afval
C
energie
D
inkomen
Slide 9 - Quizvraag
Waarom is leven op aarde niet mogelijk zonder broeikaseffect?
Slide 10 - Open vraag
Hoe komt het dat fossiele brandstoffen opraken?
A
Het duurt miljoenen jaren om te maken
B
Het is veel te duur
C
We kunnen ze niet meer vinden
D
Ze zijn veel te ouderwets
Slide 11 - Quizvraag
Geef een omschrijving van het begrip 'duurzaam'
Slide 12 - Open vraag
Welke landen hebben de grootste voetafdruk?
A
Westerse landen
B
Ontwikkelingslanden
C
Aziatische landen
D
Zuid-Amerikaanse landen
Slide 13 - Quizvraag
Welke 5 factoren zorgen ervoor dat er leven op aarde mogelijk is?
Slide 14 - Open vraag
Waardoor is het vruchtbaarheidscijfer afgenomen
A
vrouwen zijn minder vruchtbaar
B
mannen zijn minder vruchtbaar
C
vrouwen krijgen eerder kinderen
D
vrouwen krijgen later kinderen
Slide 15 - Quizvraag
Een land waar vergrijzing hoog is, zit in fase 5 van het demografisch transitiemodel
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
Landen met een hoge vruchtbaarheidscijfer hebben een piramide als beolkingsdiagram
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quizvraag
Waar is de gemiddelde bevolkingsgroei het hoogst?
A
Australië
B
Azië
C
Zuid-Amerika
D
Afrika
Slide 18 - Quizvraag
Het verbouwen van de ingredienten voor bijvoorbeeld chocopasta kost En het transport ervan kost .
Op deze manier kun je van uitrekenen hoeveel ruimte daarvoor nodig is. Deze berekening heet de voetafdruk.
Als we de ruimte eerlijk over alle mensen zouden verdelen, heeft elke bewoner hectare beschikbaar. Het probleem is dat we nu per mens hecatare gebruiken!
De aarde is te voor alle mensen die erop wonen.
Sleep de woorden naar de juiste plek
klein
2,8
1,7
Ecologische
producten
energie
ruimte
Slide 19 - Sleepvraag
Herhaling Sleep elke afbeelding naar het begrip waar het bij hoort.
Broeikaseffect (algemeen)
Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
Slide 20 - Sleepvraag
meer verdamping
toeneming van het broeikaseffect
meer waterdamp in de atmosfeer
Slide 21 - Sleepvraag
Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
Te veel
CO2
Kortgolvige lichtstralen
Langgolvige lichtstralen
2 graden warmer
Klimaatverandering
Zonder dit is het -18 graden op aarde
Zeespiegelstijging
Natuurlijke verwarming
De zon als motor
De mens als motor
Slide 22 - Sleepvraag
De wereldbevolking neemt toe. Maar dit gaat steeds minder snel.
Gaat het hier over relatieve groei of absolute groei? En waaraan zie je dat?
A
relatieve groei, je kunt de bevolkingsgroei aflezen in miljoenen.
B
relatieve groei, je kunt de bevolkingsgroei aflezen in percentages.
C
absolute groei, je kunt de bevolkingsgroei aflezen in miljoenen.
D
absolute groei, je kunt de bevolkingsgroei aflezen in percentages.
Slide 23 - Quizvraag
Op welke plek in het demografisch transitiemodel horen deze bevolkingspiramides?
Slide 24 - Sleepvraag
Wat zijn 3 gevolgen van meer voedsel produceren?
A
regenwoud kappen, vervoeren van voedsel , meer plastic afval
B
Meer overstromingen, meer neerslag, minder ijskappen