Zinnen maken

Zinnen maken I
Zin met één werkwoord en onderwerp:
- Ik ga naar school.
- Ik ga morgen naar school.
- Wij gaan morgen met de bus naar school.
- Zij gaan morgen met de bus van 13.00 uur naar school.

1 / 8
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zinnen maken I
Zin met één werkwoord en onderwerp:
- Ik ga naar school.
- Ik ga morgen naar school.
- Wij gaan morgen met de bus naar school.
- Zij gaan morgen met de bus van 13.00 uur naar school.

Slide 1 - Tekstslide

Zinnen maken
Zin met één werkwoord en onderwerp:
- Naar school ga ik.
- Morgen ga ik naar school.
- Met de bus gaan wij morgen naar school.
- Naar school gaan wij morgen met de bus van 13.00 uur.

Slide 2 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de volgorde in de zinnen op de eerste twee dia's?

Slide 3 - Open vraag

Dus...
- In een zin staan het onderwerp en het werkwoord (persoonsvorm) naast elkaar;
- Als een zin niet begint met het onderwerp, dan staat het onderwerp achter het werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide



Opdracht:
Lees de twee eerste verhalen en onderstreep het onderwerp en werkwoord in de zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Zinnen maken II
Zin met twee of meer werkwoorden en onderwerpen:
- Ik ga naar school, want het is dinsdag.
- Ik ga morgen naar school, maar ik ga overmorgen niet.
- Wij gaan morgen met de bus naar school, maar wij gaan overmorgen op de fiets .
- Zij gaan morgen met de bus van 13.00 uur naar school, dus dan zijn zij op tijd op school.

Slide 6 - Tekstslide

Maak in vijf minuten zoveel mogelijk zinnen van minimaal 8 woorden.

Slide 7 - Open vraag

Zinnen maken II
Zin met twee of meer werkwoorden en onderwerpen:
- Ik ga naar school, want het is dinsdag.
- Ik ga naar school, omdat het dinsdag is.
- Ik ga morgen naar school, maar ik ga overmorgen niet.
- Ik ga morgen naar school, terwijl ik overmorgen niet ga.
- Wij gaan morgen met de bus naar school, terwijl wij overmorgen op de fiets gaan.
- Zij gaan morgen met de bus van 13.00 uur naar school, dus dan zijn zij op tijd op school.

Slide 8 - Tekstslide