Zin met twee of meer werkwoorden en onderwerpen:
- Ik ga naar school, want het is dinsdag.
- Ik ga naar school, omdat het dinsdag is.
- Ik ga morgen naar school, maar ik ga overmorgen niet.
- Ik ga morgen naar school, terwijl ik overmorgen niet ga.
- Wij gaan morgen met de bus naar school, terwijl wij overmorgen op de fiets gaan.
- Zij gaan morgen met de bus van 13.00 uur naar school, dus dan zijn zij op tijd op school.