- prepositions and describing people

Prepositions of place & time
Voorzetsels van plaats en tijd
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolLeerroute n3Studiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Prepositions of place & time
Voorzetsels van plaats en tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?

Slide 2 - Open vraag

Prepositions in-on-at

Slide 3 - Tekstslide

Preposition of time 
At -  specifieke tijden
  • at 4 o'clock
  • at 12:15
  • At the weekend

On - dagen, datums en specifieke dagen
  •  On Tuesdays
  • On the 25th of February
  • On my birthday
In - gedurende periodes 
  • In the morning
  • In March
  • In the middle of the week

Slide 4 - Tekstslide

I only work _______ Saturdays.
A
on
B
in
C
at

Slide 5 - Quizvraag

I heard he works ____ that company.
A
on
B
in
C
at

Slide 6 - Quizvraag

Let's meet __ the morning __ Saturday.
A
in, in
B
on, on
C
at, at
D
in, on

Slide 7 - Quizvraag

Preposition of place 
At - specifieke locatie, adres
  • I live at Vlijmenseweg 2
  • Let's meet at the reception
  • He is at school

On - straten, oppervlakten
  • The keys are on the table
  • I met him on 5th Avenue
  • The bus stop is on the Onderwijsboulevard
In - land, stad, wijk, afgesloten ruimte
  • They live in Spain
  • We are in Den Bosch
  • The chairs are in the classroom

Slide 8 - Tekstslide

We only have to be ____ school once a week.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quizvraag

The cat is __ the table.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quizvraag

We are __ the main building of the school.
A
in
B
on
C
at

Slide 11 - Quizvraag

Other frequently used prepositions
Since - periode vanaf een bepaalde dag
  • We've been at this hotel since last Friday
For - periode voor de lengte van de periode
  • We've been at this hotel for 2 weeks
Between - tussen 2 dingen of plaatsen
  • There are mountains between Italy and Switzerland
During - om aan te geven dat iets gebeurt tijdens dat iets anders gebeurt tijdens dat iets anders bezig is. 
  • During my sickness, a colleague covered for me

Slide 12 - Tekstslide

We have been going to school ______ September.
A
Since
B
For
C
Between
D
During

Slide 13 - Quizvraag

_______ my holiday, I was sick.
A
Since
B
For
C
Between
D
During

Slide 14 - Quizvraag

You should walk on the road _____ those two buildings over there.
A
Since
B
For
C
Between
D
During

Slide 15 - Quizvraag

She has been working _____ 9 hours already.
A
Since
B
For
C
Between
D
During

Slide 16 - Quizvraag

Voor de volgende vragen, vul in:
IN
ON
AT

Moet je er meer invullen? Schrijf ze op in de juist volgorde met een komma ertussen. 
Voorbeeld: in, at, in

Slide 17 - Tekstslide

The children were ____ school yesterday.

Slide 18 - Open vraag

We arrived ____ half past eleven.

Slide 19 - Open vraag

The man sat ____ the roof of the school.

Slide 20 - Open vraag

I always get up ___ six o'clock ____ the morning ____ Monday.

Slide 21 - Open vraag

I am waiting for you ____ the end of the street.

Slide 22 - Open vraag

Describing people
Kies iemand uit de afbeelding hiernaast en omschrijf deze persoon in het Engels.

Wissel van rol wanneer de persoon geraden is. 

Slide 23 - Tekstslide