In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Opdracht 5+6
NN7 - Meer dan lezen §5 - 3H
Slide 1 - Tekstslide
Wat je gaat leren
We gaan verder met vaste tekststructuren.
We lezen zo Tekst 3 op blz. 37.
We maken samen opdracht 5 en 6.
Je hebt behalve je laptop ook je lesboek en je pen nodig.
Slide 2 - Tekstslide
In tekst 3 zijn enkele woorden onderstreept. Leid de betekenis af uit de context. Sleep de juiste betekenissen naar de woorden.
Slide 3 - Tekstslide
plotseling
boos/driftig wordt
bevalt
blijvend; voortdurend
erfelijk
er niet van komt; achterwege blijft
anders dan je bedoeld had (precies het tegenovergestelde)
wakker; oplettend
maak goed; compenseer
abrupt (al. 1)
uit je slof schiet (al. 2)
zint (al. 2)
structureel (al. 2)
genetisch (al. 4)
erbij inschiet (al. 4)
averechts (al. 5)
alert (al. 5)
los in (al. 9)
Slide 4 - Sleepvraag
We lezen nu tekst 3 'Sweet dreams?' op blz. 37.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst? Spoiler alert: dit kan in één woord.
Slide 6 - Open vraag
‘(...) dan heeft dat niet alleen invloed op kleine motorische en emotionele zaken (…).’ (al. 2) Welke van de in alinea 2 genoemde gevolgen vallen onder motorische zaken en welke onder emotionele?
Slide 7 - Open vraag
Aan het eind van alinea 2 worden vier voorbeelden genoemd. Waarvan zijn dit voorbeelden?
Slide 8 - Open vraag
Even opfrissen:
Een alinea of een deel van een alinea kan binnen een tekst een eigen functie hebben, zoals aanleiding, constatering, nuancering en vraagstelling.
Slide 9 - Tekstslide
Welk functiewoord is van toepassing op ‘(...) maar dat ... om slaapkwaliteit.’ in alinea 3?
A
aanleiding
B
constatering
C
nuancering
D
vaststelling
Slide 10 - Quizvraag
‘Het draait bij slapen dan ook vooral om slaapkwaliteit.’ (al. 3) In welk geval is je slaap van een goede kwaliteit? Gebruik voor je antwoord informatie uit tekst 1 van deze paragraaf.
Slide 11 - Open vraag
Welke twee oorzaken voor slaapproblemen worden er in de tekst genoemd?
Slide 12 - Open vraag
Geef op basis van de informatie in alinea 8 aan wat er in het oorzaakgevolgschema in de vakjes a, b en c moet worden ingevuld.
Slide 13 - Tekstslide
Juiste antwoord
a Twee uur voordat je gaat slapen dim je de lampen in de ruimten waar je bent. → c Je lichaam wordt gestimuleerd om melatonine aan te maken. → Je valt makkelijker in slaap.
b Twee uur voordat je gaat slapen mijd je tv-, computer en telefoonschermen. → c Je lichaam wordt gestimuleerd om melatonine aan te maken. → Je valt makkelijker in slaap.
Slide 14 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met een ‘slaapschuld’ (al. 9)?
Slide 15 - Open vraag
Welke structuur heeft tekst 3?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
probleem-oplossingsstructuur
D
verklaringsstructuur
Slide 16 - Quizvraag
Juiste antwoord
In de inleiding wordt het probleem geschetst (slaapproblemen), in alinea 2 en 3 staat iets over de gevolgen, in alinea 4 wordt iets gezegd over de oorzaken en in de rest van de tekst komen oplossingen voor het probleem aan de orde. Er is geen beste oplossing: de combinatie van de genoemde adviezen (oplossingen) zou moeten leiden tot het gewenste effect.
Slide 17 - Tekstslide
Maak op basis van alinea 5 tot en met 9 een lijstje met zes tips voor iemand met slaapproblemen. Noteer je tips in de gebiedende wijs.
timer
2:00
Slide 18 - Open vraag
Welk advies uit tekst 2 is misschien ook nuttig voor iemand met slaapproblemen?