Diabetes

Diabetes
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingBeroepsopleidingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Diabetes

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
- Wat weet je al van diabetes mellitus?
- Verdeling onderwerpen voor presentatie

Slide 2 - Tekstslide

Welk orgaan maakt insuline aan?

Slide 3 - Open vraag

Wat is diabetes?
A
Bij diabetes mellitus is er sprake van te weinig of geen insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
B
Bij diabetes mellitus is er sprake van een te hoge glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft
C
Bij diabetes mellitus is er sprake van een te hoge insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
D
Bij diabetes mellitus is er sprake van te weinig of geen glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.

Slide 4 - Quizvraag

Welk type diabetes is insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Lichaam maakt geen eigen insuline meer aan.
Lichaam reageert niet goed meer op insuline en maakt op den duur minder insuline aan. 
Hormoon dat ervoor zorgt dat glycogeen wordt omgezet in glucose
Glucosegehalte
Insuline
Diabetes type 1
Diabetes type 2
Glucagon

Slide 6 - Sleepvraag

Welke klachten kunnen
erop wijzen dat iemand diabetes heeft?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

Hoe kan de bloedglucosewaarde binnen de normale grenzen gehouden worden bij diabetespatiënten?
A
Door het toedienen van insuline, zowel in injectie- als tabletvorm.
B
Door aanpassing in het voedingspatroon, met name een vermindering in het eten van koolhydraten (suikers).
C
Beide antwoorden zijn juist.

Slide 9 - Quizvraag

Binnen welke waardes wordt een bloedsuiker het liefst gehouden bij iemand met diabetes mellitus?

Slide 10 - Open vraag

Bloedsuikerwaarde - nuchter geprikt (acht uur daarvoor niets gegeten of gedronken behalve water):

Onder de 6,1 mmol/l - geen diabetes
Tussen de 6,1 en 6,9 mmol/l - voorstadium van diabetes
Boven de 6,9 mmol/l - diabetes



Slide 11 - Tekstslide

Bloedsuikerwaarde - niet nuchter geprikt (zo'n anderhalf tot twee uur na een maaltijd, op het moment dat er het meeste bloedsuiker in het bloed zit):
Onder de 7,8 mmol/l - geen diabetes
Tussen de 7,8 en 11 mmol/l - geen oordeel mogelijk
Boven de 11 mmol/l - diabetes

Slide 12 - Tekstslide

Waarom moet de metformine tijdens (of na) het eten ingenomen worden?
A
Minder kans op maagdarmklachten
B
Omdat een cliënt anders een hyper kan krijgen.

Slide 13 - Quizvraag

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-tablet
D
patiënt X heeft een hypoglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-tablet

Slide 14 - Quizvraag

Bij diabetes kunnen veel complicaties optreden. Wat is diabetische retinopathie?
A
een diabetische voet: door slechte doorbloeding wordt de genezing van wonden op de voet belemmerd.
B
Een oogaandoening: diabetes beschadigt de haarvaten in het netvlies van de ogen, waardoor bloedinkjes of littekenweefsel ontstaan.
C
Nierschade: wanneer bloedsuikerwaarden structureel te hoog zijn raken de haarvaten in de nieren beschadigd, waardoor de nierfunctie vermindert.

Slide 15 - Quizvraag

Welke complicaties kunnen op de lange termijn
ontstaan bij diabetes mellitus?

Slide 16 - Woordweb

Waarom mag je niet stuwen bij een vingerprik?
A
Kapot maken hemoglobine
B
Hemoglobine vermengt zich met witte bloedcellen
C
je meet dan niet in volbloed
D
Wond heelt minder goed

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer dien je een glucagon injectie toe?
A
Bij een hyper, wanneer iemand buiten bewustzijn is
B
Bij een hypo, wanneer iemand buiten bewustzijn is
C
Bij een hypo, wanneer iemand niet wil eten of drinken
D
Bij een hyper wanneer iemand niet wil drinken

Slide 18 - Quizvraag

Iemand ziet erg bleek, heeft hoofdpijn, is moe en beeft. Wat is er aan de hand?
A
Hypo
B
Hyper

Slide 19 - Quizvraag

Wat doe je bij een hypoglycemie?

Slide 20 - Open vraag

Wat kan een oorzaak van een hypo zijn?
A
Te weinig of anders eten
B
Verkeerd spuiten
C
Teveel sporten
D
Alle bovenstaande antwoorden

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 4 in duo/trio
Presentatie op maandag 2 oktober
 





Maak ook de e-learning: Pathologie-Diabetes Mellitus

Slide 22 - Tekstslide