3T 14 mei

lich Willkommen!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Start
  • Terugkoppeling vorige les(sen) + voorkennis
  • 10 minuten leren leuk t/m tiende  N-D Seite 48 na afloop overhoring. 
  • Uitleg grammatica de naamvallen
  • Oefening LessonUp
  • Aan de slag met het voorbereiden van de mondeling

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele:
Klassikale leerdoelen:
- Ik ken de woordjes leuk t/m tiende N-D uit de Lernliste.
- Ik kan een Duitse zin ontleden en bepalen welke naamval ik moet invullen. 




Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Noteer zoveel mogelijk pers.vnw in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Wortschatz
Wat? Leren woordjes Niederländisch-Deutsch leuk t/m tiende (blz 48)
Hoe? Je gaat zelfstandig en in stilte de woorden doornemen.
Hulp? Leg je kaart op groen, dan kom ik je helpen. 
Tijd? 10 minuten 
Uitkomst? We gaan klassikaal de woorden overhoren met het namenwiel. 
Klaar? Je kunt jezelf overhoren door de vertalingen met een papiertje af te dekken en proberen de Duitse vertalingen op te schrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je de zinsdelen?
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
2. Alle werkwoorden in een zin.
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat + gezegde + onderwerp?
5. aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 9 - Sleepvraag

Koppel het zinsdeel aan de juiste naamval.
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1e
3e
4e

Slide 10 - Sleepvraag

Het stappenplan
 Staat er een voorzetsel in de zin?
3e --> mit, nach, bei, seit, von, aus, zu
4e --> Durch, ohne, für, um, bis, gegen.

Nee? Ga de zin ontleden.
1.  Wat is het gezegde (alle werkwoorden in de zin)? 
2. Zoek het onderwerp: wie/wat + gezegde? --> 1e naamval.
3. Zoek het lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp? --> 4e naamval
4. Zoek het meewerkend voorwerp: aan/voor + wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp --> 3e naamval

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Het kunnen toepassen

Slide 14 - Tekstslide

Hat sie ihn gestern (de) .... Ansichtskarte geschickt?

Slide 15 - Open vraag

Ich schicke euch (de) ... Brief (m)

Slide 16 - Open vraag

Er gibt .... Mädchen ein Geschenk

Slide 17 - Open vraag

Wir haben (hem) Klavier spielen gehört.

Slide 18 - Open vraag

Naamvallen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

In hoeverre heb jij de Lernziele vandaag behaald?
A
Ja, helemaal.
B
Ja, de meeste wel.
C
Nee, maar wel bijna.
D
Nee, helemaal niet.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

E-Grammatik Aufgaben
Wat? Je gaat de E Grammatik opdrachten 18 t/m 29 maken blz 118
Hoe? Je mag in tweetallen samenwerken. Let op je volume, je bent alleen verstaanbaar in je tweetal. 
Hulp? Bij vragen leg je je kaart op groen. Hulpmiddelen zijn de groene uitlegschema's 
Tijd? Tot 11:05/ 13:05 
Uitkomst? We bespreken de eerste 2 opdrachten. 
Klaar? Leg je kaart op groen, zodat ik je uitkomst kan bekijken. Daarna mag een onderdeel van Slimstampen kiezen. 

Slide 23 - Tekstslide