3. Fossielen laten zien........

Fossielen laten zien welke voorouders er nog meer waren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fossielen laten zien welke voorouders er nog meer waren

Slide 1 - Tekstslide

Criteria
  • Je legt uit onder welke omstandigheden fossielen ontstaan. 
  • Je legt uit hoe fossielen helpen bij het onderzoeken van verwantschap tussen soorten.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ontstaan fossielen
Dier of plant gaat dood en zakt naar de bodem
Zachte delen worden gegeten of vergaan, harde delen blijven op bodem
Een laagje sediment (zand en klei) over de botten
Elk jaar een nieuw laagje
De vele laagjes drukken steeds strakker op elkaar: het versteent

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ontstaan fossielen
Langzaam werd het zee land
Door wind en water ontstond erosie: stukjes grond sleten af

De fossielen kwamen weer ‘naar boven’

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn fossielen?
A
Overblijfselen van dieren
B
Overblijfselen van planten
C
Overblijfselen van dieren en planten
D
OVerblijfselen van mensen

Slide 6 - Quizvraag

Waar of niet? Fossielen vind je alleen maar onder water
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

De leeftijd van fossielen
Als je weet in welke steenlaag een fossiel ligt, kan je bepalen hoe oud hij ongeveer is.

Oudste lagen liggen onder, nieuwste lagen liggen boven



Slide 8 - Tekstslide

Relatieve ouderdomsbepaling
  • gebruik van gidsfossielen
  • van gidsfossielen is de ouderdom bekend
  • wordt een gidsfossiel gevonden, dan is de aardlaag (en/of andere onbekende fossielen) minstens even oud
  • alleen soorten die kort hebben geleefd, op meerdere plekken op aarde
  • de trilobiet, leefde 512-250 miljoen jaar geleden, in zee (dus op veel plekken)

Slide 9 - Tekstslide

De leeftijd van fossielen
Stoffen veranderen over tijd, en wetenschappers weten bij elke stof hoe snel dat gaat
Koolstof komt voor in levende en dode wezens, en het verandert met bekende snelheid
 
Door die stof te bekijken weten ze hoe lang geleden het organisme in de bodem is terechtgekomen

Slide 10 - Tekstslide

wikipedia
' Isotopen zijn atomen van hetzelfde chemische element, en dus met hetzelfde aantal protonen, waarin het aantal neutronen in de atoomkern verschilt. Volgens gangbare modellen bestaat een atoom uit een atoomkern met daaromheen een wolk van elektronen. De kern bestaat uit een aantal protonen en een aantal neutronen. Het aantal protonen bepaalt het atoomnummer van het element en ook de chemische eigenschappen. Het aantal neutronen bepaalt onder meer de stabiliteit van de kern en, samen met het aantal protonen, de atoommassa. Twee atomen met hetzelfde aantal protonen maar een verschillend aantal neutronen noemen we twee isotopen van hetzelfde element.' 

Slide 11 - Tekstslide

Absolute ouderdomsbepaling
  • Echte leeftijd bepalen m.b.v. radioactieve isotopen
  • Isotopen zijn verschillende vormen van een element met ieder een eigen atoommassa 
  • Koolstof: 12C - isotoop (stabiel) en 14C - isotoop (radioactief)

Slide 12 - Tekstslide

halveringstijd 
Een radioactief isotoop zoals 14C valt na enige tijd uit elkaar en verandert dan in een nieuw (dochter)isotoop, zoals 14N.



Halveringstijd = de tijd die nodig is om 50% van de radioactieve isotopen te laten vervallen tot het dochterisotoop. 

Slide 13 - Tekstslide

De halveringstijd van koolstof is 5736 jaar.

Je meet in een fossiel hoeveel 14C en 14N je aantreft, en in welke verhouding.

Stel: je treft 50% 14C en 50% 14N aan. Hoe oud is dit fossiel?

Slide 14 - Tekstslide

Isotopen met een halveringstijd/ waarde van duizenden tot miljoenen jaren zijn geschikt.

De radioactieve isotopen moet het organisme wel binnen hebben gekregen met zijn voeding. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Fossielen en de verwantschapspuzzel
Kenmerken
Aan de kenmerken van het fossiel kun je zien om wat voor soort organisme gaat. Als er bijvoorbeeld slagtanden en aanwijzingen voor een slurf zijn, dan gaat het hoogstwaarschijnlijk om een olifantachtige.

Plaats
De plaats waar een fossiel is gevonden zegt iets over waar bepaalde organismen hebben geleefd en hoe groot dat gebied is. Fossielen van olifantachtigen zijn op verschillende continenten gevonden. Daardoor is bekend dat ze over bijna de hele wereld verspreid hebben geleefd.
 
Diepte
In welke aardlaag het fossiel is gevonden zegt iets over het tijdperk waarin het organisme heeft geleefd. Fossielen die diep in de grond worden gevonden, zijn namelijk ouder dan fossielen die meer aan de oppervlakte liggen. Zo zijn er olifantachtigen in verschillende aardlagen gevonden. Daardoor is te zien dat ze al een aantal tijdperken bestaan.
Bekijk een 

Slide 18 - Tekstslide

En dan ...
Kenmerken, plaats en diepte van fossielen kunnen wetenschappers (soms) verwantschap aantonen.

Slide 19 - Tekstslide

Criteria
  • Je legt uit onder welke omstandigheden fossielen ontstaan. 
  • Je legt uit hoe fossielen helpen bij het onderzoeken van verwantschap tussen soorten.

Lees eerst de informatie in de portal!!! En maak daarna je opdracht voor Instagram!

Slide 20 - Tekstslide