klas 1 28-4

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning tot aan de zomer:
Week 24:
grammatica
Week 25: Inleveren boek-opdracht fictie
Toetsweek P4
NN H4 - H6

Slide 2 - Tekstslide

Voor deze opdracht:
lees je een nieuw boek. 

Niveau: C-boek of niveau 1 van 'lezen voor de lijst' of hoger.
Als je niet zeker weet of het boek geschikt is, mag je altijd overleggen.
Voor de deadline wordt alle theorie behandeld en krijg je in de les tijd om aan de opdrachten te werken.



Week 25: Inleveren boek-opdracht fictie

Slide 3 - Tekstslide

Programma
Vorige week gekeken naar de spelling van bijvoeglijke naamwoorden. (De korte en de lange vorm, stoffelijke bn).

Nu: de spelling van werkwoorden (vd en od) als bijvoeglijk naamwoord (NN p.156).
Nodig: NN, schrift en pen, EN telefoon voor lessonup

En vanmiddag: unhappy hour, online om 14.00u via Teams.

Slide 4 - Tekstslide

LESDOEL


- Je weet de spelling van voltooide en onvoltooide deelwoorden als ze als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 

Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog over het onvoltooid deelwoord? Geef de spellingsregel of een voorbeeld.

Slide 6 - Open vraag

Onvoltooid deelwoord (OD)
Het onvoltooid deelwoord gebruik je wanneer iets nog bezig is, het is onvoltooid. 
De spelling is altijd hetzelfde: hele werkwoord + -d

Voorbeelden:
fietsend, drinkend, schrijvend, kijkend, typend, pratend

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
timer
0:15
A
bereikt
B
bereikd

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van
draven?
timer
0:25
A
gedraven
B
gedraft
C
gedraafd
D
gedraaft

Slide 9 - Quizvraag

werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Eigenlijk hoort dit niet onder de werkwoordspelling, want we hebben het over bijvoeglijke naamwoorden.
Ze zijn afgeleid van een werkwoord, dus ze lijken op een werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

VD als BN
Een voltooid deelwoord gaat over iets dat gebeurd is. 
Schrijf het zo kort en eenvoudig mogelijk:


een teleurgesteld mens
de teleurgestelde coach
OD als BN
Een onvoltooid deelwoord gaat over iets dat nog bezig is.
Schrijf het zo kort en eenvoudig mogelijk:


een teleurstellend resultaat
een teleurstellende uitslag


Slide 11 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(verroesten) Het ......... tuinhek
timer
0:15
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 12 - Quizvraag

Werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoorbeeld: de vergrote foto.
Vergrote zegt iets over foto en is dus bijvoeglijk. 
Vergrote schrijf je in zo'n geval zo kort en eenvoudig mogelijk!

Terwijl je in de verleden tijd dat niet doet. 
Ik vergrootte die foto gisteren.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
timer
0:15
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer je van het voltooid deelwoord van een klankveranderend werkwoord een bijvoeglijk naamwoord moet maken, schrijf je gewoon het voltooid deelwoord voor het zelfstandig naamwoord. (Dit noem je de korte vorm.)

De sleutel is gevonden – de gevonden sleutel
De wedstrijd is gezwommen – de gezwommen wedstrijd

Slide 16 - Tekstslide

aan de slag

Maak opdracht 1 t/m 5 (huiswerk voor vrijdag).

Vragen: kijk in de theorie of stel je vraag in de chat.
Hoe lang: 10 minuten (daarna bespreken we opdracht 1 en 2).
Klaar: Ga lezen in je leesboek. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbereiding opdracht 1:
Lees de zinnen van de startopdracht. (p.156)
-> Noteer de bijvoeglijk naamwoorden die van een werkwoord zijn gemaakt.

Slide 18 - Open vraag

Antwoorden opdracht 1
gemaakt van ...
korte vorm 
lange vorm
VD
gebroken
versleten
uitgestalde
verlichte
geplante
OD
winkelend
dienstdoende
stijgende
kolkende

Slide 19 - Tekstslide

Maak van de infinitief een bn.

antwoord opdracht 2.1

A
gewuifde, bevroren
B
wuivende, bevroren
C
wuivende, bevriezende
D
Ik heb een ander antwoord

Slide 20 - Quizvraag


Maak van de infinitief een bn.

antwoord opdracht 2.2

A
afgewezen, hangende
B
afgewezen, gehangen
C
afwijzende, hangende
D
ik heb een ander antwoord

Slide 21 - Quizvraag


Maak van de infinitief een bn.
antwoord opdracht 2.3

A
verheugende, aangeschafte
B
verheugde, aangeschafte
C
D
Ik heb een ander antwoord

Slide 22 - Quizvraag

Maak van de infinitief een bn.
antwoord opdracht 2.4

A
bedroevende, bedroefde, scorende
B
bedroefde, bedroevende, scorende
C
bedroevende, bedroefde, gescoorde
D
bedroefde, bedroefde, scorende

Slide 23 - Quizvraag

overige antwoorden opdr.2
2.5 gokkende, verdiende
2.6 ondernemende, enthousiasmerende, uiteenlopende

Slide 24 - Tekstslide

Kies de uitspraak die het beste past. Na deze les:
a. wil ik meer uitleg over het deelwoord als bn.
b. wil ik meer oefenen.
c. begrijp ik de stof. Verder met het volgende onderwerp!


Slide 25 - Open vraag