Les 1 Hoofdstuk 2

Voeding


Profielmodule 2 
Hoofdstuk 2  
Selecteren en verpakken
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Voeding


Profielmodule 2 
Hoofdstuk 2  
Selecteren en verpakken

Slide 1 - Tekstslide

  • theorie hoofdstuk 2
Planning

Slide 2 - Tekstslide


Tijdens deze les ga je het volgde leren:

  • Je kan benoemen wat het sorteren van producten is.
  • Je kan sorteereisen benoemen voor tomaten.
  • Je kan het verschil tussen kwaliteitseisen benoemen. 
Doelstellingen

Slide 3 - Tekstslide

Je hebt voor deze lessen het boekje profielmodule 2 nodig.
De titel is; Tussen productie en verkoop. 
Inleiding

Slide 4 - Tekstslide


Wat zijn agrarische producten? 

Agrarische producten zijn natuurproducten.

Belangrijkste eigenschappen zijn:
  • Geen 2 producten zijn hetzelfde.
  • Veel producten zijn van nature maar kort houdbaar.


Theorie / informatie

Slide 5 - Tekstslide


Agrarische producten zijn dus allemaal anders. Wat zijn de verschillen?
Ontwikkelfase: hoe vers of hoe rijp.
Uiterlijk: vorm en kleur.
Grootte: niet te groot, niet te klein. (supermarkt bepaalt)
Gewicht: gaat samen met de grootte.
Afwijkingen.

Op deze kenmerken stellen afnemers eisen = kwaliteitsvoorschriften


Theorie / informatie

Slide 6 - Tekstslide

Producten worden geselecteerd op basis van eisen.

Voorbeeld, eisen voor appels.
  • schoon
  • ziektevrij
  • onbeschadigd
  • tussen 8 en 10 centimeter groot
  • met steeltje
  • geen rare vormen
  • glimmend rood
Theorie / informatie

Slide 7 - Tekstslide

Bij het sorteren ontstaan verschillende klassen.


Een klasse staat voor een bepaalde kwaliteit.
Voorbeeld:
  •   klasse 1, klasse 2 en klasse 3 (klasse 1 is de beste)
  •  klasse A, klasse AA, klasse AAA (klasse AA = bij asperges de beste)



Theorie / informatie

Slide 8 - Tekstslide

Als producten geleverd worden moet je ze controleren. Dit noem je een ingangscontrole.
Is alles geleverd? (tellen) 
Is alles heel? (anders manco noteren)
Theorie / informatie

Slide 9 - Tekstslide


Klant is koning. Is dat waar?


Theorie / informatie

Slide 10 - Tekstslide


Agrarische producten zijn dus allemaal anders. Wat zijn de verschillen?
Ontwikkelfase: hoe vers of hoe rijp.
Uiterlijk: vorm en kleur.
Grootte: niet te groot, niet te klein. (supermarkt bepaalt)
Gewicht: gaat samen met de grootte.
Afwijkingen.


Theorie / informatie

Slide 11 - Tekstslide

Theorie / informatie

Slide 12 - Tekstslide


Wat is een producent?
  • iemand die producten maakt.

Wat is een consument?
  • iemand die de producten koopt of verbruikt.

Wat is een productieketen?
  • de weg die producten afleggen van producent naar consument.


Theorie / informatie

Slide 13 - Tekstslide


De weg die producten afleggen van producent naar consument.

In de keten zitten verschillende schakels. Iedere schakel is een bedrijf (afnemer) dat een product koopt van een andere schakel.  
Theorie / informatie

Slide 14 - Tekstslide

Productieketen

Producent = aardappelteler
Fabrikant = maakt van aardappel teler friet.
Groothandel = koopt 100kg friet van fabrikant en doet het in zakjes van 1kg
Detailhandel = koopt van groothandel en verkoopt aan consument

Bij ieder stapje wordt er iets gedaan en wil een bedrijf geld verdienen.
Dit heet: Toegevoegde waarde
Theorie / informatie

Slide 15 - Tekstslide


Wat zijn logistieke werkzaamheden?
Theorie / informatie

Slide 16 - Tekstslide


Wat is het verschil tussen importeren en exporteren?
Theorie / informatie

Slide 17 - Tekstslide


Importeren = Inporteren = Nederland in.

Exporteren = Nederland uit.
Theorie / informatie

Slide 18 - Tekstslide


Wat is het verschil tussen importeren en exporteren?
Theorie / informatie

Slide 19 - Tekstslide

De regels die gelden bij het afwassen…
• Verzamel het vuile goed;
• Zet alles aan de een zijde van de wasbak;
• Maak eerst het aanrecht schoon en gooi het afval in de afvalbak;
• Spoel erg vervuilde spullen af met warm water;
• Maak een sopje met warm water en een paar druppels afwasmiddel;
• Was de vaat af met de afwasborstel;
• Zet de afgewassen vaat omgekeerd in het afdruiprek en laat het even staan;
• Droog alles af met een schone theedoek;
  • Zet alle afgedroogde vaat op de hoek van het aanrecht!
• Kiep de teil om met het afwaswater in de gootsteen;
• Verwijder resten uit de gootsteen en putje;
• Veeg het aanrecht schoon, vergeet daarbij het fornuis niet, met een vaatdoek en veeg droog met een theedoek;
• Spray de ontvetter op het aanrecht en maak het aanrecht voor de laatste keer schoon met een vaatdoek.
  • Vraag de docent voor controle van de afwas en keuken. Daarna kun je alles opruimen!

theorie / informatie

Slide 20 - Tekstslide

theorie / informatie

Slide 21 - Tekstslide

Vragen over de theorie ?

Achtergrondkleur van de slide is lichtblauw
A

Slide 22 - Quizvraag

Openvraag

Slide 23 - Open vraag

Mogelijk een foto vraag

Slide 24 - Open vraag

Wat heb je nodig voor de praktijkles:







Praktijkopdracht

Slide 25 - Tekstslide

Uitleg van de opdracht

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld van een competentie.
Zelfbeoordeling van de competenties:
K.2.3

Slide 27 - Open vraag

Voorbeelden van beroepen of bedrijven toegepast in het "groen".


LOB

Slide 28 - Tekstslide

Sleep de afbeelding naar de juiste naam, je houd vier woorden over
Huiswerkopdracht 

Slide 29 - Sleepvraag

A
A

B
B
                                                  
C
C

C

D
D

E
E
Begrippenlijst

Slide 30 - Tekstslide

F
Fl
G
G
H
H
H
I
I
J
J
K
K
L
L
M
M
M

Slide 31 - Tekstslide

N
O
O
P
P
P
P
Q
Q
R
R
S
S
S
S

Slide 32 - Tekstslide

S
S
S
T
T
T
U
U
W
W
X
X
Y
Y
Z
Z

Slide 33 - Tekstslide

Voeding
Controleer of je alle vragen en opdrachten heb gemaakt 

Titel van de les



Slide 34 - Tekstslide

Als nodig is antwoorden van de praktijkopdrachten

Slide 35 - Tekstslide