De Werking van het Hart

De Werking van het Hart

Leerdoel

Aan het einde van de les kunnen de studenten de werking van het hart begrijpen en klinisch redeneren toepassen in een casus.

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.

Wat weet je al over de werking van het hart?

Anatomie van het Hart

Het hart is een gespierd orgaan dat bestaat uit vier kamers: de linker- en rechterboezem en de linker- en rechterkamer.

Leg uit dat het hart vier kamers heeft en benadruk hun namen.

Functie van het Hart

Het hart pompt bloed door het lichaam en voorziet zo organen en weefsels van zuurstof en voedingsstoffen.

Beschrijf de belangrijkste functie van het hart.

Hartslag

De hartslag wordt gereguleerd door een elektrisch signaal dat wordt gegenereerd door de sinusknoop in de rechterboezem van het hart.

Leg uit hoe de hartslag wordt gereguleerd en noem de sinusknoop.

Bloedcirculatie

Het hart pompt zuurstofarm bloed naar de longen om zuurstof op te nemen en pompt zuurstofrijk bloed naar de rest van het lichaam.

Beschrijf de bloedcirculatie en leg uit waarom zuurstofrijk bloed belangrijk is.

Klinisch Redeneren

Klinisch redeneren is het proces waarbij zorgverleners op basis van kennis en ervaring een diagnose stellen en behandelplan bepalen.

Leg uit wat klinisch redeneren is en waarom het belangrijk is in de zorg.

Casus

Lees de casus van een patiënt met symptomen van hartfalen en vraag de studenten om klinisch te redeneren en een mogelijke diagnose en behandelplan te bedenken.

Bespreek de casus met de studenten en moedig hen aan om actief deel te nemen aan het klinisch redeneringsproces.

Samenvatting

Het hart is een belangrijk orgaan dat bloed door het lichaam pompt en zuurstof en voedingsstoffen levert aan organen en weefsels. Klinisch redeneren is essentieel voor het stellen van een diagnose en het bepalen van een behandelplan.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk het belang van klinisch redeneren.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.