Pluriforme samenleving

Pluriforme samenleving
Voorbereiding op de repetitie H 1 t/m 6
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Pluriforme samenleving
Voorbereiding op de repetitie H 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat is cultuur?
Een cultuur = alle waarden en normen en aangeleerde kenmerken van een groep.

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt de cultuur verdelen in:
a. dominante cultuur: de overheersende cultuur. In NL dus de Nederlandse cultuur 

b. subcultuur: kleinere cultuur waarvan de waarden en normen niet botsen met de dominante cultuur. Bv. Turken in NL, Jongeren-cultuur, topsportcultuur



Slide 3 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van dingen die horen bij de dominante cultuur

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een subcultuur

Slide 5 - Open vraag

Pluriforme samenleving
Een samenleving van mensen met verschillende culturen en leefstijlen.

Slide 6 - Tekstslide

Verschil mensen met een migratieachtergrond en autochtonen
Autochtoon = iemand die zelf in het land geboren is, waar hij woont en zijn beide ouders EN beide opa’s en oma’s.
De oorspronkelijke bevolking van een land.

Slide 7 - Tekstslide

Mensen met een migratie-achtergrond
Er zijn 3 generaties mensen met een migratieachtergrond:
- 1e generatie: iemand die zelf niet in het land geboren is, als waar hij woont.
Bv. Ali is geboren in Turkije, maar woont in NL

- 2e generatie: iemand die zelf geboren is in het land waar hij woont, maar 1 of beide ouders zijn in het buitenland geboren.
Bv. Marika is geboren in NL. Haar vader in Duitsland. Marika is 2e generatie.


Slide 8 - Tekstslide


- 3e generatie: iemand die zelf geboren is in het land waar hij woont en zijn ouders ook. Opa en/of oma zijn in het buitenland geboren. Bv. Jesus is geboren in NL, zijn ouders ook. De opa van Jesus komt uit Brazilie. Jesus is 3e generatie.  

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van een pluriforme samenleving?


Mensen in de samenleving hebben:
-  Verschillende geschiedenisachtergronden
- Verschillende geloven
- verschillende gewoonten
-  verschillende waarden en normen

Slide 10 - Tekstslide

Noem een voorbeeld uit de gezamenlijke geschiedenis van de Nederlanders.

Slide 11 - Open vraag

Welke religies / geloven zijn er o.a. in Nederland?
A
Islam
B
Christendom
C
Boeddhisme
D
Hindoeïsme

Slide 12 - Quizvraag

Noem leefstijlen / gewoonten die horen bij de Nederlandse cultuur

Slide 13 - Open vraag

Noem leefstijlen / gewoonten die horen bij de Islamitische cultuur

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

       Wat is een waarde en wat is een norm?
Norm 
Waarde 
  
 
Gezondheid

Je moet elke dag sporten 


 Eerlijkheid 


je mag niet liegen 

Slide 16 - Sleepvraag

Koppel de waarde met de juiste norm
Koppel de waarde aan de juiste norm 
Veiligheid
Orde
Respect
Niet praten tijdens de uitleg
U zeggen tegen oudere mensen 
Stoppen voor een rood stoplicht

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is migratie?
Emigreren = een land verlaten om in een ander land te gaan wonen.
Immigreren = een land binnenkomen

Emigreren + immigratie = migratie ( = verhuizen naar een ander land of gebied)

Een emigrant is ook altijd een immigrant.

Slide 18 - Tekstslide

Drie motieven om te migreren
a. politieke motieven: oorlog, onveilig in eigen land (bv. vervolging)

b. economische motieven: werk, studie, betere welvaart

c. persoonlijke motieven: gezinshereniging, gezinsvorming

Slide 19 - Tekstslide

 Waar komen de immigranten in Nederland vandaan?
Na de 2e wereldoorlog kwamen 3 groepen migranten naar NL:
a. mensen uit vroegere koloniën
b. arbeidsmigranten
c. Vluchtelingen, asielzoekers en illegalen



Slide 20 - Tekstslide

A. Mensen uit vroegere koloniën
- Indische Nederlanders: Indonesië was een kolonie van Nederland. Veel mensen wilden bij Nederland blijven horen, dus na onafhankelijkheid verhuisden zij naar Nederland. Zij waren al behoorlijk Nederlands dus de integratie verliep heel soepel.
- Molukkers: 1949: Nl was in strijd met Nederlands-Indië. Molukkers wilden graag een onafhankelijke staat worden. Zij kozen daarom voor de kant van NL en vochten mee in het KNIL (= Koninklijk Nederlands Indisch Leger). De strijd werd gewonnen door NL. Molukkers werden gezien als landverraders en mochten tijdelijk in NL wonen. Zij dachten terug te keren, dus waren zij minder goed geintergreerd.
- Surinamers: in 1975 werd Suriname onafhankelijk. Surinamers waren bang dat het slecht zou gaan met de economie. Dus vlak voor 1975 vertrokken velen naar NL.
- Antillianen: vanaf jaren 70 tot heden vanwege studie / betere kansen i Nederland

Slide 21 - Tekstslide

B. Arbeidsmigranten
- Jaren 60: Italianen en Spanjaarden: veel werkloosheid onder laaggeschoolden en veel werkgelegenheid in NL
.

- Jaren 70: Turken en Marokkanen: zie jaren 60

Slide 22 - Tekstslide

C. Vluchtelingen, asielzoekers en illegalen
- Vluchteling = iemand die niet veilig is in eigen land, maar nog GEEN asiel heeft aangevraagd
.

- Asielzoeker = iemand die niet veilig is in eigen land, en WEL asiel heeft aangevraagd.

- Illegalen = iemand die asiel heeft aangevraagd, maar niet mag blijven. Maar hij gaat NIET terug.

Slide 23 - Tekstslide

 Wel of niet aanpassen?
Als iemand uit het buitenland naar NL komt moet hij inburgeren. Er zijn 3 manieren om in te burgeren:

a. assimilatie: volledig aanpassen aan de nieuwe cultuur. Komt vooral voor bij mensen met een westerse migraie-achtergrond (bv. Duitsers)



Slide 24 - Tekstslide

b. Integratie: gedeeltelijk aanpassen. Bv. wel de taal, niet je geloof. Komt vooral voor bij niet-westerse mensen met een migratie-achtergrond. wederzijdse aanpassing: zowel de nieuwkomer als Nederland passen zich aan. Bv. een immigrant leert de taal, NL bouwt een moskee

 

Slide 25 - Tekstslide

c. Segregatie: dit gebeurt door nieuwkomers zelf. Mensen gaan in wijken wonen waar meer mensen van dezelfde cultuur wonen. Bv. Chinezen wonen in Den Haag, Turken in Rotterdam

Slide 26 - Tekstslide

Een voorbeeld van segregatie is:
A
Zwarte scholen (meer dan 60 % kids met migratie-achtergrond)
B
Ina en haar Turkse buurvrouw gaan samen naar de markt
C
De hindoeistische Ravi viert Sinterklaas
D
In school is een gebedsruimte voor alle gelovigen

Slide 27 - Quizvraag

Dat mensen zich verbonden voelen met elkaar in de samenleving noemen we:
A
Integratie
B
Sociale cohesie
C
Socialisatie
D
Segregatie

Slide 28 - Quizvraag

Maatschappelijke positie - I
Mensen met een migratie-achtergrond  hebben gemiddeld een lagere maatschappelijke positie dan autochtonen. Maatschappelijke positie = de plaats die je inneemt in de samenleving. Hoe ziet dat er uit?

Slide 29 - Tekstslide

Maatschappelijke positie - II
a. opleiding: Mensen met een migratie-achtergrond zijn gemiddeld lager opgeleid dan autochtonen.  
Reden:
- taalachterstand: soms wordt er thuis geen / weinig Nederlands gesproken
- soms heeft een kind geen eigen kamer en kan dus niet rustig leren
- minder interesse in school van de ouders: ouders komen vaak niet op en ouderavond, begrijpen het schoolsysteem niet. Dus is er minder druk om goed te presteren.

Slide 30 - Tekstslide

Maatschappelijke positie - III
b. werk: mensen met een migratie-achtergrond die een lagere opleiding hebben, doen meestal ook laag opgeleid werk. Dit werk verdwijnt door machines. Gevolg: werklozen. Ook hebben ze minder salaris.


c. wonen: omdat mensen met een migratie-achtergrond minder verdienen wonen ze vaker in goedkopere (huur)huizen. Deze staan vaak in “probleemwijken”.

Slide 31 - Tekstslide

Oorzaken lagere maatschappelijke positie:
  • Discriminatie op de arbeidsmarkt en bij stages.
  • taalachterstand
  • lager opleidingsniveau van ouders
  • segregatie 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Waarvan is sprake in de vorige afbeelding?
A
Discriminatie
B
Stereotype
C
Segregatie
D
Seksisme

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Stereotype-vooroordeel-discriminatie
Een stereotype: een overdreven en ongenuanceerd beeld van een groep mensen. (Domme blondjes)
Leidt tot vooroordelen: oordelen over iemand zonder dat je de feiten of de persoon kent. (mevrouw Roelofs is blond dus dom)

Slide 37 - Tekstslide

stereotypen en vooroordelen leiden tot discriminatie
Discriminatie: als mensen in een zelfde situatie anders behandeld worden op grond van kenmerken die in die situatie niet van belang zijn.
(mevrouw Roelofs wordt ontslagen omdat ze blond (en dus dom?) is.)

Slide 38 - Tekstslide

Wetten en verdragen
- Grondwet - Artikel 1: Gelijkheidsbeginsel: Iedereen is voor de wet gelijk, discriminatie om welke reden dan ook, is verboden
- Artikel 6: Godsdienstvrijheid
- Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting

Slide 39 - Tekstslide

Verdragen
- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: Iedereen moet gelijk behandeld worden. Discriminatie is verboden.
- Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: Men heeft recht op gezinsvorming en gezinshereniging.
- Vluchtelingenverdrag van Genève: Nederland moet uitzoeken of een asielzoeker een politiek vluchteling is. Dan heeft deze
persoon recht om hier te verblijven.
- Verdrag van Schengen: Burgers uit de lidstaten van de Europese Unie mogen in alle EU-landen vrij wonen, werken en reizen.

Slide 40 - Tekstslide

Het recht om een nieuw gezin te vormen met iemand uit het buitenland noemen we:
A
Gezinshereniging
B
Gezinsverband
C
Gezinsvorming
D
Gezinsscheiding

Slide 41 - Quizvraag

Het recht om je gezin over te laten komen uit het land van herkomst noemen we:
A
Gezinshereniging
B
Gezinsverband
C
Gezinsvorming
D
Gezinsscheiding

Slide 42 - Quizvraag

Het recht op gezinsvorming en gezinshereniging is vast gelegd in:
A
Europees verdrag v.d. rechten v.d. mens
B
Vluchtelingenverdrag van Genève
C
Verdrag van Schengen
D
Universele verklaring v.d. rechten v.d. mens

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Video

Slide 45 - Tekstslide