Examentraining

Examentraining Duits 2024
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Duits 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer is het examen Duits?
  • woensdag 15 mei 09:00 - 11:00 uur
  • voor leerlingen met dyslexie tot 11:30 uur

Slide 2 - Tekstslide

Einleitung
  • Het eindexamen Duits bestaat uit teksten met verschillende soorten vragen (40-45)                                                                             
  • Voordat je een examenvraag gaat maken, is het belangrijk dat je weet waar de tekst over gaat. Je leest de tekst daarom eerst oriënterend. 
  • Je leest de titel, de tussenkopjes, de vetgedrukte/schuingedrukte/onderstreepte tekstdelen, kijkt naar de afbeeldingen, naar wat voor tekstsoort het is en naar andere dingen die opvallen. 
  • Zo krijg je een eerste indruk van de tekst en kom je erachter waar de tekst over gaat. 
  • Bedenk ook altijd wat je zelf al van het onderwerp weet. Zo activeer je je voorkennis. En dat helpt je bij het beantwoorden van de vragen. Je weet dan immers al een beetje wat je kunt verwachten bij de tekst.




Slide 3 - Tekstslide

Hoe begin je? Beantwoord de volgende vragen aan het begin van elke tekst:

  • lees de tekst globaal; wat voor soort tekst is dit
  • gaat het om een mening of feiten? 
  • is er één kant belicht of meerdere meningen
  • wat is de hoofdgedachte van de tekst
  • zijn er verschillende alinea's; welke functie heeft elke alinea
  • welke signaalwoorden zie je en wat betekent dit voor de tekst
  • formuleer kort waarom de auteur deze tekst heeft geschreven

Slide 4 - Tekstslide

Soorten vragen
We gaan de volgende vraagsoorten met bijbehorende strategieën bespreken:
  • combinatievraag
  • kort-antwoordvraag
  • samenvattingsvraag
We gaan de volgende vraagsoorten met bijbehorende strategieën bespreken:

  • combinatievraag
  • kort-antwoordvraag
  • samenvattingsvraag
  • beweringsvraag
  • gatenvraag
  • functievraag
  • citeervraag
  • lang-antwoordvraag
  • inhoudsvraag

Slide 5 - Tekstslide

De Combinatievraag
Eén van de vraagsoorten op een examen is de combinatievraag. Hierbij moet je dingen met elkaar combineren. Je moet bijvoorbeeld tussenkopjes of beschrijvingen met de juiste alinea matchen. 

Slide 6 - Tekstslide

Strategieën: Combinatievraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
woordenboek gebruiken

Specifiek:
  • woorden uit de omschrijving/titel lezen en in de alinea zoeken
  • antwoord controleren door de titel in een vraag te veranderen
  • eerste en/of laatste zin van de alinea nauwkeurig lezen
  • belangrijkste woorden en/of zinnen markeren









Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: Combinatievraag
Examen  vmbo GL/ TL --> 2022 --> tijdvak 2 --> tekst 7

Slide 8 - Tekstslide

De Kort-antwoordvraag
Bij een kort-antwoordvraag worden er geen keuzemogelijkheden voor de antwoorden gegeven. Dit soort vragen worden altijd in het Nederlands gesteld en je moet ze bijna altijd ook in het Nederlands beantwoorden. Soms wordt er gevraagd een paar woorden uit de tekst over te schrijven. Dit doe je natuurlijk wel in het Duits.

Bij kort-antwoordvragen wordt er vaak gevraagd naar een alineanummer of aantal, of je moet een woord of tekstgedeelte citeren zonder dit verder uit te leggen. Je hoeft dus niet echt zelf een antwoord te formuleren.


Omdat er gericht gevraagd wordt naar bepaalde, concrete informatie, hoef je meestal niet de hele tekst te lezen en te begrijpen, maar doorzoek je de tekst op bepaalde woorden. Dit gericht lezen heet scannen. 




Slide 9 - Tekstslide

Strategieën: Kort-antwoordvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • woorden uit de vraag opzoeken
  • vetgedrukte woorden in de vraag als aanwijzing gebruiken
  • antwoordaanwijzingen achteraf checken (precies dat antwoorden wat er gevraagd wordt)
  • belangrijkste woorden en/of zinnen markeren










Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: Kort-antwoordvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2018 --> tijdvak 1 --> tekst 11


Slide 11 - Tekstslide

De Samenvattingsvraag
De opdrachten bij examenteksten bestaan voor een groot deel uit meerkeuzevragen. Er zijn verschillende soorten meerkeuzevragen. Bijvoorbeeld de samenvattingsvraag. Voorbeelden van vragen zijn:  de juiste titel kiezen of de kern van de alinea geven. Deze vragen worden meestal in het Duits gesteld.

De leesmanier die bij dit soort vragen hoort is globaal lezen. Het gaat erom dat je de grote lijnen van de alinea snapt en de belangrijkste informatie eruit weet te halen. De belangrijkste informatie in een alinea staat vaak in de eerste en/of de laatste zinnen. De belangrijkste informatie lees je vervolgens nauwkeurig, zodat je precies weet wat er staat.



Slide 12 - Tekstslide

Strategieën: Samenvattingsvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • woorden uit de alinea in de titel herkennen
  • antwoorden controleren door de titel in een vraag te veranderen
  • eerste en/of laatste zin van de alinea lezen
  • belangrijkste zinnen markeren
  • de belangrijkste zinnen nauwkeurig lezen











Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld: Samenvattingsvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2018 --> tijdvak 1 --> tekst 12

Slide 14 - Tekstslide

De Beweringsvraag
Een beweringsvraag is een vraag waarbij je van een aantal beweringen over een alinea of tekst moet aangeven of ze wel of niet juist zijn. De vraag wordt vaak gesteld bij een korte tekst.


Lees de hele tekst of alinea waarover de vraag gaat globaal door. Ga dan per bewering op zoek naar de passage waar het antwoord staat. Lees deze passage nog eens goed en ga na of de bewering wel of niet klopt. Kruis dit aan op het antwoordblad. Doe daarna hetzelfde met de volgende bewering.





Slide 15 - Tekstslide

Strategieën: Beweringsvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • eerst de alinea/tekst globaal lezen en zinnen over de beweringen markeren
  • de volgorde van de beweringen gebruiken
  • als er niets over een bewering staat, is hij automatisch fout
  • de woordstrategie ‘versterkende woorden’ gebruiken










Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld: Beweringsvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2022 --> tijdvak 2 --> tekst 2

Slide 17 - Tekstslide

De Gatenvraag
In een gatentekst is een woord of woordgroep uit de tekst weggelaten. Je moet het juiste woord uit drie of vier mogelijkheden kiezen. Het gaat hierbij vaak om zogenoemde signaalwoorden.

De weggelaten woorden zijn altijd uit de context af te leiden en hebben vaak betrekking op een logisch verband in de tekst. Het is dus heel belangrijk dat je de zinnen voor en na het gat goed leest en begrijpt. Voorspel op basis van wat je hebt gelezen om wat voor soort verband het gaat tussen het deel voor en na het gat. Moet er iets positiefs of negatiefs worden ingevuld?



Slide 18 - Tekstslide

Strategieën: Gatenvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • betekenis of functie van antwoordmogelijkheden erbij schrijven
  • gebruikmaken van de functie van signaalwoorden
  • antwoordopties verdelen in positieve en negatieve en zo een deel wegstrepen









Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld: Gatenvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2022 --> tijdvak 2 --> tekst 3



Slide 20 - Tekstslide

De Functievraag
Een tekst bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een slot. Deze opbouw geeft de tekst structuur. De tekstdelen zijn verdeeld in alinea’s. Dat maakt de tekst overzichtelijker. Elke alinea heeft binnen de tekst een functie. Deze functie geeft je informatie over het verband tussen de alinea’s. Alinea’s kunnen bijvoorbeeld iets uitleggen, een voorbeeld geven of iets tegenspreken. Alinea’s komen vaak voor in vaste ‘paren’. Zo volgt op een beschrijving van een probleem in de volgende alinea meestal een oplossing.

Er komen regelmatig examenvragen voor waarin gevraagd wordt naar de functie van een alinea, de verhouding tussen twee alinea’s of tussen twee zinnen in een alinea.



Slide 21 - Tekstslide

Strategieën: Functievraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • betekenis of functie van antwoordmogelijkheden erbij schrijven
  • gebruikmaken van de functie van signaalwoorden
  • eerste en/of laatste zin van de alinea lezen
  • kernwoorden en -zinnen markeren










Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld: Functievraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2017 --> tijdvak 1 --> tekst 7



Slide 23 - Tekstslide

De Citeervraag
Citeervragen zijn een vorm van open vragen, je moet zelf naar een antwoord op zoek. Bij een citeervraag moet je als antwoord één of meerdere woorden letterlijk uit de tekst overschrijven, in het Duits. Bijvoorbeeld een naam of begrip of de eerste twee woorden van de zin waarin het goede antwoord staat.


Slide 24 - Tekstslide

Strategieën: Citeervraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • eerst de alinea/tekst scannen op bepaalde begrippen
  • woorden uit het citaat opzoeken
  • gebruikmaken van de functie van signaalwoorden
  • antwoordaanwijzingen achteraf checken (precies dat antwoorden wat er gevraagd wordt)










Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld: Citeervraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2017 --> tijdvak 1 --> tekst 4

Slide 26 - Tekstslide

De Lang-antwoordvraag
Lang-antwoordvragen zijn open vragen. Bij een open vraag moet je zelf een antwoord formuleren en kun je dus niet uit meerkeuzeopties kiezen. De vragen worden altijd in het Nederlands gesteld en je moet ze ook in het Nederlands beantwoorden.


In lang-antwoordvragen staan vaak specifieke eisen waaraan het antwoord moet voldoen. Voorbeelden hiervan zijn: ‘leg in 1 zin uit’ of ‘Noem twee andere voorbeelden’. Let hier goed op als je antwoord geeft. Het heet een lang-antwoordvraag, omdat je altijd moet antwoorden met een hele zin in plaats van een paar steekwoorden of een citaat.





Slide 27 - Tekstslide

Strategieën: Lang-antwoordvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken


Specifiek:
  • eerst de alinea/tekst scannen op bepaalde begrippen
  • woorden uit de tekst opzoeken
  • vetgedrukte woorden in de vraag als aanwijzing gebruiken
  • gebruikmaken van verwijswoorden
  • antwoorden in duidelijke, hele zinnen











Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld: Lang-antwoordvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2022 --> tijdvak 2 --> tekst 6




Slide 29 - Tekstslide

De Inhoudsvraag
Je hebt al verschillende soorten meerkeuze-examenvragen geoefend. Nu de laatste soort: de inhoudsvraag. Deze vraagsoort komt in elk examen meerdere keren voor. De vraag gaat over de inhoud van de tekst. Soms wordt deze vraag in het Nederlands gesteld, soms in het Duits. Je vindt het antwoord op deze vraag niet letterlijk terug in de tekst. Het antwoord is met andere woorden omschreven.



Slide 30 - Tekstslide

Strategieën: Inhoudsvraag
Algemeen:
oriënterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
scannend lezen
woordenboek gebruiken

Specifiek:
  • woorden uit de tekst opzoeken
  • tekstgedeeltes nauwkeurig lezen
  • eerst zelf een antwoord in het Nederlands formuleren
  • foute antwoorden wegstrepen










Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld: Inhoudsvraag
Examen vmbo GL/ TL --> 2017 --> tijdvak 1 --> tekst 3

Slide 32 - Tekstslide

Leesstrategieën 
Scannen:
Omdat er gericht gevraagd wordt naar bepaalde, concrete informatie, hoef je meestal niet de hele tekst te lezen en te begrijpen, maar doorzoek je de tekst op bepaalde woorden. Dit gericht lezen heet scannen.

Globaal lezen:
Je kunt een tekst ook globaal lezen; dan lees je hem vlug door zodat je de grote lijnen van de tekst begrijpt. Als je dan weet, waar het antwoord op je vraag staat, ga je die passage nauwkeurig lezen. Dit betekent dat je probeert iedere zin te begrijpen en soms ook het woordenboek daarbij nodig hebt. 

Slide 33 - Tekstslide

Wist je dat...
Een foto bij de tekst kan aangeven of er positief of negatief over een onderwerp wordt geschreven? Als je bij een tekst bijvoorbeeld een foto ziet van een lachende persoon, dan weet je dat de tekst positief is over het onderwerp.

Slide 34 - Tekstslide

Wist je dat ...
Het handig is om altijd markeerstiften bij het maken van een tekst te hebben? Dan kun je namelijk bij globaal lezen woorden of zinnen markeren waarin volgens jou het antwoord moet staan, en zie je makkelijk welke stukjes je nog eens nauwkeurig moet lezen om het antwoord te vinden.

Slide 35 - Tekstslide

Wist je dat …
Een samenvattingsvraag gemiddeld wel 10x in een examen voorkomt? Dat is 25% van je puntentotaal. Bestudeer de strategie voor deze vraag nogmaals heel goed!

Slide 36 - Tekstslide

Wist je dat …
De punten bij een beweringenvraag niet ‘eerlijk’ verdeeld zijn? Als er vier beweringen zijn en de vraag twee punten waard is, krijg je pas bij drie goede antwoorden één punt en alleen vier goede antwoorden leveren de volle twee punten op.

Slide 37 - Tekstslide

Wist je dat …
Je op het centraal examen gemiddeld 3 minuten per vraag de tijd hebt? Het opzoeken van een woord duurt gemiddeld al 60 seconden. Wees daarom zuinig met het gebruik van een woordenboek en leer zo veel mogelijk signaalwoorden en veelvoorkomende vragen uit je hoofd.

Slide 38 - Tekstslide

Wist je dat …
Signaalwoorden verbanden aangeven in de tekst? Als het goed is heb je deze voor je toets Prüfungsidiom geleerd. Niet goed gedaan of vergeten? Leer deze alsnog uit je hoofd, want ze gaan je helpen het goede antwoord sneller te vinden! 

Slide 39 - Tekstslide

Wist je dat …
Als je bijvoorbeeld drie redenen moet geven en je schrijft er vier op, je leraar alleen de eerste drie antwoorden mag beoordelen? Dus als je derde reden fout is, maar je vierde wel goed, mag hij daar helaas toch geen punten voor geven. Houd je goed aan de gevraagde aantallen.

Slide 40 - Tekstslide

Wist je dat …
Lang-antwoordvragen vaak twee of meer punten waard zijn? Het is dus wel de moeite waard om hier even de tijd voor te nemen.

Slide 41 - Tekstslide

Wist je dat …
Het bij meerkeuzevragen kan helpen om eerst zelf een antwoord te formuleren? Daarna lees je pas de meerkeuzeopties en kies je degene die het meest op jouw eigen antwoord lijkt. Zo word je minder snel door afleiders in verwarring gebracht.

Slide 42 - Tekstslide

Tenslotte gaan we nu de onderstaande video bekijken........

Slide 43 - Tekstslide

ENDE
 Noch Fragen?

Slide 44 - Tekstslide