5.4 Wat houd je over?

Welkom!
1. Jas uit en tassen op de grond.
2. Wat heb je nodig?  Boek + schrift + pen
3. 2:30 minuten de tijd hiervoor.
timer
2:30
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
1. Jas uit en tassen op de grond.
2. Wat heb je nodig?  Boek + schrift + pen
3. 2:30 minuten de tijd hiervoor.
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Na deze les kun je:
  • uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  • beschrijven wat brutowinst is en deze berekenen.
  • voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  • beschrijven nettowinst is en deze berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde

Slide 3 - Quizvraag

De consumentenprijs voor een knipbeurt bij de kapper is € 18,50. Het BTW-percentage is 9%. Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?
A
€ 16,84
B
€ 20,17
C
€ 15,29
D
€ 16,97

Slide 4 - Quizvraag

De verkoopprijs exclusief BTW voor een auto is
€ 19.834,71. Het BTW-percentage is 21%. Wat is de consumentenprijs?
A
€ 23.999,99
B
€ 16.392,32
C
€ 24.000,00
D
€ 21.619,83

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de inkoopprijs?

Slide 6 - Open vraag

Inkoopwaarde
  • Inkoopwaarde = het totale bedrag dat de winkelier betaalt voor de inkoop van producten
  • Formule: inkoopwaarde = inkoopprijs x afzet

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de omzet?

Slide 8 - Open vraag

Brutowinst
  • Brutowinst = het verschil tussen omzet en inkoopwaarde
  • Formule: brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Slide 9 - Tekstslide

Je verkoopt frikandelbroodjes voor € 1,00 per stuk. In één pauze verkoop je 60 frikandelbroodjes. Deze heb je ingekocht voor € 30,00 totaal. Wat is je brutowinst?

Slide 10 - Open vraag

Bedrijfskosten
  • Bedrijfskosten = alle kosten om de winkel te laten functioneren

Slide 11 - Tekstslide

Nettowinst
  • Nettowinst = winst die de winkelier overhoudt als alle kosten zijn betaald
  • Formule: nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

Slide 12 - Tekstslide

Je verkoopt frikandelbroodjes voor € 1,00 per stuk. In één pauze verkoop je 60 frikandelbroodjes. Deze heb je ingekocht voor € 30,00 totaal. De overige kosten zijn € 10,00. Wat is je nettowinst?

Slide 13 - Open vraag

Een winkelier heeft een afzet van 500 stuks. Deze koopt hij in voor € 3,50 per stuk en verkoopt hij voor € 5,50 per stuk. De bedrijfskosten zijn € 800. Bereken de nettowinst van de winkelier.

Slide 14 - Open vraag