BOAlles 5

BOAlles 5
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

BOAlles 5

Slide 1 - Tekstslide

Mag een woning tegen de wil van de bewoner worden betreden zonder dat de bevoegde opsporingsambtenaar zich aan de deur legitimeert?
A
Nee, dit is niet toegestaan.
B
Ja, dit is ter beoordeling van de bevoegde opsporingsambtenaar.
C
Ja, maar dan alleen als de schriftelijke machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.

Slide 2 - Quizvraag

Voor hoeveel woningen is een schriftelijke machtiging gegeven door de HOvJ maximaal geldig?
A
1.
B
2.
C
3.
D
4.

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de gevolgen als er stukken uit de processtukken worden gelaten?

A
Deze stukken zijn dan geen bewijsstuk meer in het strafproces.
B
Deze stukken kunnen later alsnog als bewijs worden gebruikt als de OvJ dit wenst.
C
Deze stukken kunnen later alsnog als bewijs worden gebruikt als de verdachte dit nodig vindt.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is juist als het gaat om het recht op afschrift van processtukken?

A
Dit recht heeft de verdachte gedurende het gehele onderzoek. Vanwege het onderzoeksbelang kan dit worden beperkt.
B
Dit recht heeft de verdachte alleen na afronding van het onderzoek.
C
Dit recht heeft de verdachte NIET als dit bijvoorbeeld een risico vormt voor de persoonlijke levenssfeer van een persoon.

Slide 5 - Quizvraag

In welk deel van het strafrecht moet een bevoegd opsporingsambtenaar kijken om te zien wat hij mag doen na het ontdekken van een strafbaar feit?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 6 - Quizvraag

Welke van de onderstaande beweringen geeft een beschrijving van een VH-feit?
A
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 5 jaren of meer en een aantal met name genoemde misdrijven.
B
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaren of meer.
C
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaren of meer en een aantal met name genoemde misdrijven.
D
Alle misdrijven waarop een maximale straf van 5 jaren of meer staat.

Slide 7 - Quizvraag

Johan is bevoegd opsporingsambtenaar en vindt op straat een laptop. Na onderzoek blijkt dat deze laptop van diefstal afkomstig is. Mag Johan deze laptop in beslag nemen?
A
Nee, dit mag hij alleen als er ook een verdachte aanwezig is.
B
Ja, dit mag hij ook zonder dat er een verdachte aanwezig is. Door de laptop ontstaat een vermoeden van een gepleegd strafbaar feit.
C
Nee, er mogen geen bevoegdheden worden toegepast tegen goederen.

Slide 8 - Quizvraag

Klaas wordt aangehouden voor een misdrijf waarop een maximale straf staat van 4 jaar. Om 23:00 uur beveelt de HOvJ dat hij wordt opgehouden voor onderzoek. Hoe laat loopt deze termijn in dit geval af?

A
14:00 uur.
B
17:00 uur.
C
05:00 uur.
D
08:00 uur.

Slide 9 - Quizvraag

Kan een bevoegde opsporingsambtenaar een verdachte voor moord buiten heterdaad aanhouden zonder toestemming van de OvJ?

A
Ja, maar dan heeft hij in ieder geval een bevel nodig van de HOvJ.
B
Ja, als het optreden van de OvJ en de HOvJ niet kan worden afgewacht, kan hij dit zelf.
C
Nee, hij kan dit niet zonder toestemming van de OvJ.

Slide 10 - Quizvraag

Gevangenneming is een onderdeel van voorlopige hechtenis Wie geeft het bevel tot gevangenneming?

A
De rechter-commissaris.
B
De OvJ.
C
De raadkamer van de rechtbank.

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel dagen duurt de gevangenneming maximaal?

A
40 dagen.
B
70 dagen.
C
90 dagen.
D
100 dagen.

Slide 12 - Quizvraag

Een verdachte is aangehouden voor een 67 lid 1 VH-feit. Wat is dan toegestaan/moet gebeuren om een onderzoek naar de identiteit van de verdachte te doen?

A
Foto’s en vingerafdrukken nemen, maar dan alleen na toestemming van de (H)OvJ.
B
Foto’s en vingerafdrukken, ook zonder toestemming van de (H)OvJ. Dit is zelfs verplicht.
C
Foto’s en vingerafdrukken nemen. Dit is zelfs verplicht. Er moet wel een toestemming zijn van de (H)OvJ.
D
Foto’s en vingerafdrukken nemen. Dit kan ook zonder toestemming van de (H)OvJ. De opsporingsambtenaar beoordeelt zelf in welke gevallen dit noodzakelijk is.

Slide 13 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een pro-forma zitting?

A
Dit is de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
B
Dit is de niet-inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
C
Dit is de voorgeleiding voor de rechter-commissaris waarin het besluit tot bewaring kan worden genomen.

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de onderstaande uitspraken is juist over de voorgeleiding bij de rechter-commissaris?

A
Tijdens de voorgeleiding wordt in ieder geval de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst.
B
Tijdens de voorgeleiding wordt in ieder geval de rechtmatigheid van de aanhouding getoetst.
C
Tijdens de voorgeleiding besluit de rechter-commissaris of de zaak wordt voortgezet of de zaak geseponeerd moet worden.

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'ministeriele verantwoordelijkheid'?
A
De ministers zijn verantwoordelijk voor hun staatssecretarissen.
B
De Koning is onschendbaar: de ministers zijn verantwoordelijk.
C
De ministers moeten verantwoording afleggen aan de minister-president.
D
De Koning is het hoofd van de regering en hij is verantwoordelijk voor de ministers.

Slide 16 - Quizvraag

Van welk van de onderstaande organen worden de leden via getrapte verkiezingen gekozen?
A
Eerste Kamer.
B
Provinciale Staten.
C
Gemeenteraad.

Slide 17 - Quizvraag

Welk orgaan kan Algemene Maatregelen van Bestuur maken?
A
Regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.
B
Staten-Generaal.
C
Regering.

Slide 18 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een “Akte van opsporingsbevoegdheid”?
A
Hierin staan het grondgebied, eventuele politiebevoegdheden, de toezichthouder en direct toezichthouder en de strafbare feiten waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
B
Dit is één van de titels van opsporingsbevoegdheid.
C
Hierin wordt aangegeven wie toezicht houdt op de opsporingsbevoegdheid van de BOA.

Slide 19 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de titel voor opsporingsbevoegdheid?
A
De wettelijke basis voor de opsporingsbevoegdheid van de BOA.
B
Dit geeft aan welke strafbare feiten door de BOA opgespoord mogen worden.
C
Dit geeft aan of de houder van deze titel algemeen opsporingsambtenaar, buitengewoon opsporingsambtenaar of bijzonder opsporingsambtenaar is.
D
Het betreft hier de rang van de betreffende BOA.

Slide 20 - Quizvraag

Alle klachten over de BOA dienen gemeld te worden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
A
Ja.
B
Nee, dit dient gemeld te worden aan de officier van justitie.
C
Nee, alleen indien het gaat om klachten over het gebruik van opsporingsbevoegdheden.
D
Ja, behalve de klachten over de inzet van opsporingsbevoegdheden.

Slide 21 - Quizvraag

De absolute competentie bepaalt:
A
In welk van de 11 rechtbanken de zaak behandeld wordt.
B
In welk arrondissementsparket de zaak behandeld wordt.
C
Welke rechter welk soort strafbaar feit behandeld
D
Welke officier van justitie de zaak gaat behandelen.

Slide 22 - Quizvraag

Op een terechtzitting stelt de rechter vast dat de verdachte niet alle onderdelen (bestanddelen) van het strafbare feit heeft begaan. Kan de rechter deze verdachte voor dit strafbare feit toch een straf opleggen?
A
Ja, als de rechter oordeelt dat het gedrag van de verdachte zonder toestemming van het slachtoffer was.
B
Ja, maar dan moet de straf wel worden verlaagd.
C
Nee, want dan kan niet worden gezegd dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.

Slide 23 - Quizvraag

In welk geval kan een OM-strafbeschikking worden opgelegd?
A
Het gaat om strafbare feiten waarop een maximumstraf staat van niet meer dan 6 jaar.
B
Het gaat om strafbare feiten waarop een maximumstraf staat van niet meer dan 1 jaar.
C
Het gaat om strafbare feiten waarbij een maximale boete van €350,- mogelijk is.

Slide 24 - Quizvraag

Jan pleegt een zware mishandeling. De officier van justitie is ervan overtuigd dat Jan het misdrijf heeft begaan en wil dat Jan een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd krijgt. Moet de officier van justitie Jan nu voor de rechter brengen?
A
Nee, dit hoeft niet. Dit kan ook opgelegd worden met behulp van een strafbeschikking.
B
Ja, dit moet. De rechter legt dan een zogenoemde strafbeschikking op.
C
Ja, dit moet. Vrijheidsstraffen worden opgelegd door een rechter.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie bij het gerechtshof?
A
Rechter-commissaris.
B
Procureur-generaal.
C
Advocaat-generaal.
D
Emeritus-jurisprudentie.

Slide 26 - Quizvraag

Van vervolging van de verdachte is sprake wanneer….
A
Er een transactievoorstel wordt opgelegd.
B
De verdachte in de zittingzaal is voor de rechter.
C
De rechter-commissaris bij de zaak wordt betrokken.

Slide 27 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag als de politie zich bezighoudt met de handhaving van de openbare orde?
A
De officier van justitie.
B
De hoofdofficier van justitie.
C
De burgemeester van de betreffende gemeente.
D
De korpschef.

Slide 28 - Quizvraag

In wiens opdracht doet de rijksrecherche onderzoeken?
A
Het College van procureurs-generaal.
B
De officier van justitie.
C
De hoofdofficier van justitie.
D
De korpschef van het landelijk korps.

Slide 29 - Quizvraag

De mobiele eenheid voert een charge uit tegen relschoppers tijdens een voetbalwedstrijd. Onder welke taak valt dit optreden?
A
Handhaving openbare orde.
B
Opsporing strafbare feiten.
C
Zorg dragen voor de veiligheid van personen en goederen.

Slide 30 - Quizvraag

De politie houdt een verdachte van een diefstal aan. Tijdens het vervoer in het busje naar het politiebureau begint de verdachte spontaan te verklaren over een zware mishandeling die hij de dag ervoor heeft gepleegd. Kan deze verklaring als bewijs dienen tijdens een eventuele terechtzitting voor dit feit?

A
Ja, er was namelijk nog geen sprake van een verhoor.
B
Nee, er kan niet worden gezegd dat de verdachte zijn verklaring geheel in vrijheid heeft afgelegd.
C
Nee, de cautie had hier moeten worden gegeven.
D
Nee, de verdachte was nog niet op de hoogte gebracht dat hij voor dit feit recht had op rechtsbijstand.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is consultatiebijstand?

A
Dat is de rechtsbijstand voorafgaand aan de terechtzitting.
B
Dat is de rechtsbijstand voorafgaand aan het eerste verhoor.
C
Dat is het adviesgesprek van de advocaat tijdens het verhoor.
D
Dit is het gesprek dat de advocaat met zijn cliënt heeft over de gevolgen van het afstand doen van rechtsbijstand.

Slide 32 - Quizvraag

Hoe vaak mag de raadsman een verhoor onderbreken voor overleg?

A
Zoveel mogelijk.
B
Dit is niet toegestaan.
C
In ieder geval 1 keer.
D
In ieder geval 2 keer.

Slide 33 - Quizvraag

Aan welke voorwaarden moet worden om een verdachte te kunnen fouilleren met een opsporingsdoel?

A
Het moet gaan om een staande of aangehouden verdachte.
B
Het moet gaan om een verdachte.
C
Het moet gaan om een aangehouden verdachte waartegen ernstige bezwaren bestaan.
D
Het moet gaan om een staande of aangehouden verdachte waartegen ernstige bezwaren bestaan.

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de onderstaande beweringen is juist als het gaat om het onderzoek aan het lichaam?

A
Dit is het uitwendig en inwendig schouwen van de openingen van het onderlichaam.
B
Dit is het uitwendig en inwendig schouwen van de openingen van het bovenlichaam.
C
Dit is het uitwendig schouwen van de openingen van het bovenlichaam.

Slide 35 - Quizvraag

Welke van de onderstaande goederen komt in aanmerking om verbeurd verklaard te worden?

A
De auto waarmee de ramkraak is gepleegd.
B
De drugs die in het dashboardkastje van de auto zijn aangetroffen.
C
De gestolen repen chocolade.

Slide 36 - Quizvraag

Je wilt als bevoegd opsporingsambtenaar de woning van een verdachte doorzoeken ter aanhouding. Een verdachte van een flinke inbraak lijkt zich namelijk verschanst te hebben in de grote oven in de keuken. Degene die hiervoor toestemming mag verlenen is met geen mogelijkheid te bereiken. De verdachte dreigt te vluchten. Mag je zonder toestemming de woning betreden en doorzoeken?
A
Nee, je hebt een machtiging doorzoeking vooraf nodig.
B
Ja, maar je hebt wel een machtiging binnentreden nodig.
C
Ja, je kan door deze dringende noodzakelijkheid de woning zonder meer doorzoeken.

Slide 37 - Quizvraag

Mag een burger op heterdaad een aanhouding doen in een kerk tijdens de dienst?

A
Nee, dit mag hij niet.
B
Ja, maar dan alleen als het een misdrijf is.
C
Ja, dat mag hij op heterdaad.

Slide 38 - Quizvraag

Hans breekt in bij Jantien door het forceren van een raam om haar te laten schrikken. Jantien weet dit niet en schrikt vervolgens als zij Hans bij haar op de gang aantreft. Hoe vaak moet Jantien Hans vorderen voordat er sprake is van huisvredebreuk?

A
0 keer.
B
1 keer.
C
2 keer.

Slide 39 - Quizvraag

Tijdens een verkeerscontrole vraagt een politieagent aan de bestuurder van een voertuig het kentekenbewijs. De bestuurder overhandigt deze aan de politieagent. Dan komt er een jongen aanlopen die het kentekenbewijs uit de handen van de politieagent pakt en deze in de sloot gooit. Van welk strafbaar feit is hier sprake?

A
Ambtsdwang (179 Sr.).
B
Wederspannigheid (180 Sr.).
C
Ambtelijk bevel/belemmeren (184 Sr.).

Slide 40 - Quizvraag

Klazien loopt op straat. Dan wordt zij aangevallen door een groepje jongeren. Zij schoppen en slaan haar tegen haar lichaam en haar hoofd. Dan slaagt ze erin te ontsnappen, maar de jongeren rennen achter haar aan. In blinde paniek pakt ze een fiets die niet van haar is en die gelukkig niet op slot staat en fietst hiermee weg om aan de jongeren te ontsnappen. Op welke strafuitsluitingsgrond kan Klazien mogelijk een beroep doen?

A
Noodweer.
B
Noodweerexces.
C
Wettelijk voorschrift.
D
Overmacht.

Slide 41 - Quizvraag

Welke van de onderstaande uitspraken is juist over het proces-verbaal van verhoor?

A
Deze moet zoveel mogelijk in ambtelijke taal worden opgemaakt.
B
Deze moet zoveel mogelijk in de woorden van de verdachte worden opgemaakt.
C
Deze moet afgesloten worden met een conclusie van de verhorende ambtenaar.

Slide 42 - Quizvraag

Jan maakt een diploma van Kadem. Hij heeft dit aan Jan gevraagd om te kunnen solliciteren op een hoge functie. Jan weet waarom Kadem het nodig heeft en maakt een geheel nieuw vals diploma. Als het diploma klaar is, komt Kadem hem ophalen. Kadem gaat solliciteren met zijn nieuwe diploma en wordt aangenomen. Wie is/zijn strafbaar?

A
Alleen Kadem.
B
Alleen Jan.
C
Jan en Kadem.

Slide 43 - Quizvraag

Eva is BOA. Ze heeft gisteren tijdens haar dienst een bekeuring gegeven voor fout parkeren aan Hanzak. Vandaag is ze niet aan het werk. Ze gaat boodschappen doen. In de supermarkt ziet ze Hanzak. Hanzak herkent haar meteen en zegt: “jij trut, vuile hoer met je … bonnen!!! Je had me gisteren ook geen bon kunnen geven, trut”. Waarvan is hier sprake?

A
Eenvoudige belediging omdat Eva op het moment dat ze beledigd wordt niet aan het werk is als BOA.
B
Belediging van een ambtenaar omdat de belediging wel met haar werk als BOA te maken heeft.
C
Geen belediging, Hanzak uit slechts zijn mening.

Slide 44 - Quizvraag

Paljev heeft een hekel aan Dimitri. Als Paljev op een dag bij Ton thuis op bezoek is die alleen thuis is, vertelt hij tegen Ton: “wat een klootzak is die Dimitri, vuile NSB’er is het”. Waarvan is hier sprake?

A
Eenvoudige belediging.
B
Belediging van een ambtenaar.
C
Geen strafbare belediging.

Slide 45 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist over wederspannigheid?

A
Het gaat hier om verzet tegen een bevoegde, al handelende ambtenaar. Dit feit kan in bepaalde gevallen ook gepleegd worden tegen een burger.
B
Het gaat hier om verzet tegen een bevoegde, nog niet handelende ambtenaar. Dit feit kan in bepaalde gevallen ook gepleegd worden tegen een burger.
C
Het gaat hier om verzet tegen een bevoegde, al handelende ambtenaar. Dit kan alleen gepleegd worden tegen de ambtenaar.
D
Het gaat hier om verzet tegen een bevoegde, nog niet handelende ambtenaar. Dit kan alleen gepleegd worden tegen de ambtenaar.

Slide 46 - Quizvraag

Is het verzet met geweld tegen een onrechtmatig handelende ambtenaar door hem een aantal klappen te geven ook strafbaar?

A
Nee, het verzet met geweld tegen een onrechtmatig handelende ambtenaar kan geen strafbare handeling opleveren.
B
Ja, wederspannigheid.
C
Ja, ambtsdwang.
D
Ja, mishandeling.

Slide 47 - Quizvraag

Een politieagent treedt onrechtmatig binnen in een woning en vertrekt na 2 vorderingen van de bewoner niet. Waarvan is hier sprake?

A
Huisvredebreuk als commuun delict.
B
Huisvredebreuk als commuun delict in de ambtelijke hoedanigheid.
C
Ambtelijke huisvredebreuk.

Slide 48 - Quizvraag

Welk van de onderstaande beweringen is juist over rechtspersonen?

A
Deze kunnen ook een gevangenisstraf opgelegd kunnen krijgen.
B
Deze kunnen geen gevangenisstraf opgelegd krijgen.
C
Deze kunnen alleen een gevangenisstraf opgelegd krijgen als het om een VH-feit gaat.

Slide 49 - Quizvraag

Welke uitspraak over uitlokken en doen plegen hieronder is juist?

A
Om gestraft te kunnen worden als doen pleger moet de intellectuele dader gebruik maken van een van de 9 uitlokkingsmiddelen.
B
Om gestraft te kunnen worden als uitlokker moet de intellectuele dader gebruik maken van een van de 9 uitlokkingsmiddelen.
C
Om gestraft te kunnen worden als doen pleger of als uitlokker moet de intellectuele dader in beide gevallen gebruik maken van een van de 9 uitlokkingsmiddelen.

Slide 50 - Quizvraag

Hans is in de supermarkt. Hij ziet dat Koos een telefoon half uit zijn broek heeft hangen. Hij grijpt zijn kans en pakt de telefoon uit de broekzak. Dan ziet hij een beveiliger aan komen lopen. Hij stopt snel de telefoon weer terug in de zak van Koos. Is hier sprake van een strafbare poging tot diefstal?

A
Ja, hij voltooit het misdrijf niet door zaken van buiten waar hij geen invloed op heeft.
B
Nee, hij beslist zelf om het misdrijf niet te voltooien.
C
Nee, er is geen begin van uitvoering van diefstal.

Slide 51 - Quizvraag