Herhaling H1 kader

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Startklaar?

Je legt het volgende op tafel:

• Rekenmachine 
• Laptop

Startklaar: 

• Ga naar lessonup.app

Leerdoelen

1. Ik kan de begrippen uit dit hoofdstuk uitleggen in eigen woorden

2. Ik kan de berekeningen uit dit hoofdstuk toepassen

Leg het begrip basisbehoefte uit. Gebruik bij je uitleg een voorbeeld.

Goederen

Diensten

Schrijf het bedrag op de juiste economische manier op.
- 75 cent

Schrijf het bedrag op de juiste economische manier op.
twee euro en vijfentwintig cent

Op je rekenmachine staat het volgende geldbedrag.
23,1295

Welk antwoord is goed afgerond?

1. €23,13
2. €23,129
3. €23,12
4. €23,10

Welke uitleg over het begrip consumeren klopt?
klik het juiste antwoord aan.

1. Door goederen en diensten te kopen.
2. Door zelf producten te maken.
3. Door goederen en diensten te kopen om in je behoeften te voorzien.

Pascal heeft voor school een iPad nodig. Zijn klasgenoten vertellen hem dat de iPad Air 2020 een goede aankoop is. Pascal gaat met zijn vader naar de winkel om de iPad Air 2020 te kopen.

Welk economisch begrip hoort hierbij?

1. Zelfvoorziening
2. Commerciële beïnvloeding
3. Sociale beïnvloeding
4. Eigen keuze

Begroting

Inkomsten

Uitgaven

Inkomen uit arbeid

Dagelijkse uitgaven

Inkomen uit bezit

Vaste lasten

Inkomen uit overdracht

Incidentele uitgaven

Joris wil een abonnement voor zijn telefoon. Een maandabonnement kost €15,50 . Als hij zijn abonnement aan het begin van de maand betaalt, krijgt hij 4% korting. Guus besluit dat te doen.

Bereken hoeveel Guus voor zijn abonnement betaalt. SCHRIJF JE BEREKENING OP!

Resul kookt vanavond en hij heeft boodschappen gedaan:
- 500 gram gehakt voor € 3,29
- twee pakken spaghetti voor € 1,20 per stuk
- een pot tomatensaus voor € 1,36
Bereken wat de gemiddelde prijs was van één artikel. BEREKENING!

Consumentenorganisaties zijn er om de consument te steunen. Welke steun mag je van een consumentenorganisatie verwachten?
Kies het juiste antwoord!

1. Advies aan bedrijven over consumenten.
2. Controle op de Warenwet.
3. Betrouwbare informatie over producten.

Sanne spaart elke maand € 124,50.

Bereken hoeveel dat is per week. SCHRIJF JE BEREKENING OP!

Lina heeft per maand de volgende uitgaven:
- dagelijkse uitgaven € 350
- vaste lasten € 855
- incidentele uitgaven € 470
Lina heeft een weekloon van € 540.
Verdient Lina genoeg om haar uitgaven te kunnen betalen? LEG uit met een berekening!

In de wet staat dat een product deugdelijk moet zijn. Is een telefoon waarvan het scherm telkens uitvalt een deugdelijk product?

1. Ja, want hij doet het niet goed
2. Ja, want het product deugt niet
3. Nee, want dat gebeurt vaak bij telefoons
4. Nee, want het product is niet in orde.

Hoe is het gegaan?

Ik ben nog niet klaar voor de toets

Nog wel lastig! Moet nog wel leren

Goed! Ik ben klaar voor de toets

Reflectie

1. Ik kan de begrippen uit dit hoofdstuk uitleggen in eigen woorden

2. Ik kan de berekeningen uit dit hoofdstuk toepassen

Hoe ging het deze les?

1. Telefoons in de zakkie

2. Rustig praten

3. Elkaar laten uitpraten

4. We lachen elkaar niet uit

Volgende les

• Maak thuis de oefentoets: bespreking volgende les
• Wat vind je lastig? Bedenk thuis alvast de vragen die je wil stellen.