4 tl hst 9 zouten

4 tl: Hst 9 zouten
kristalstructuur en vast bij kamertemperatuur
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

4 tl: Hst 9 zouten
kristalstructuur en vast bij kamertemperatuur

Slide 1 - Tekstslide

les 1: start hst 9.1 + tentamen kort
  • inzage tentamen 10 min. 
  • algemene eigenschappen zouten noteren oplossen 10 a + b +  indampen zout 11 a en b samen
hw: leren 9.1 + namen alle ionen uit tabel 35

maken 9.1: 1 t/m 6, 9, 10 c t/m e, 11 c+d, 12,14,15

Slide 2 - Tekstslide

gemeenschappelijke kenmerken zouten
 
  1. formule begint met positief metaal- (of amonium)ion gevolgd door negatief ion (totale lading altijd 0) 
  2. geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand  
  3. vast bij kamertemperatuur (=hoog smeltpunt)
  4. hebben een kristalstructuur

Slide 3 - Tekstslide

naamgeving zouten: systematische/rationele naam
(triviale naam in binas tabel 42)
  • bij metaalionen geef je vaak met romeinscijfer hun lading  aan: 
  • ijzer(III)chloride =FeCl3                          en  ijzer(II)sulfaat = Fe(SO4)

  • mangaan(IV)oxide=MnO2                           

  • kwik(II)sulfide=HgS      
deze cijfers leren

Slide 4 - Tekstslide

Oplossen van zout 
  • ionbinding laat los, elektronen blijven bij het negatieve-ion
  • watermoleculen zijn neutraal maar er is wel ladingsverschil in molecuul 
  • ->negatieve ionen trekken naar meest positieve deel van H2O (H atomen), positieve ionen naar het meest negatieve deel (het O atoom)
Hiernaast oplossen van natriumchloride (=keukenzout) er ontstaat een vloeistof met ladingverschillen ->  
zoutoplossingen geleiden stroom 

Slide 5 - Tekstslide

- moleculaire stoffen bestaan uit niet-metalen
- geleiden nooit elektriciteit
- atoombinding/covalente binding

- metalen (altijd in "eentje" ) geleiden elektriciteit
- metaalbinding

- zouten (bestaat uit metaal/ammonium + niet-metaal)
- geleiden elektriciteit als ze gesmolten of opgelost zijn
- ionbinding

Indeling stoffen op elektrische geleidbaarheid en binding

Slide 6 - Tekstslide

verschillende zoutoplossingen met kenmerkende kleur

Slide 7 - Tekstslide

Oplossen en indampen van zouten
  • Oplossen:  ionbinding laat los, elektronen blijven bij het negatieve-ion
  • totale lading voor- en na oplossen altijd nul!
  • oplossen keukenzout: NaCl(s)--> Na+(aq) + Cl-(aq)
  • oplossen van kaliumsulfaat:  K2SO4(s)-->  2 K+(aq) + SO42-(aq) 
  • Indampen van een zout:
  •  ionen trekken weer naar elkaar, zoals indampen ijzer(II)nitraatoplossing

Slide 8 - Tekstslide

les 2+  les 3 zoutoplossingen bij elkaar +tentamen
  • vragen hw? 
  • uitleg par 9.2 via demoproef
  • bespreken meest gemaakte fout tentamen 15 min. 
  • verder met hw of vragen stellen tentamen
  • bespreken deel van 9.2 laatste 15 min.
hw: 
maken 9.1: 16, 17,18
leren 9.2 + maken 9.2
opg 1 t/m 8

Slide 9 - Tekstslide

zouten met  positieve kalium, natrium-
en ammoniumionen  zijn altijd goed oplosbaar
alle zouten met als neg. ion een nitraat ook goed oplosbaar

Slide 10 - Tekstslide

voorspellen welk zout er gevormd wordt:
Natriumcarbonaatoplossing + calciumchloride-oplossing
  • maak een oplosbaarheidstabel 
  • positieve ionen verticaal
  • neg ionen horizontaal
  • zoek in binas tabel 35 welke
     combinatie een slecht oplosbaar
    zout
    vormt--> dat is de gevormde
    stof
    dus deze vormt neerslag (in
    vorm van suspensie->filtreren)
calciumcarbonaat ontstaat (tribune ionen niet in  reactievergelijking)
Bij filtreren vang je dit zout als residu op

Slide 11 - Tekstslide

reactievergelijking neerslagreactie na samenvoegen zoutoplossingen
  1. uit oplosbaarheidsschema (vorige slide) volgt stof die ontstaat
  2. noteer formule in laatste kolom 
  3. kolom 1:  ionen voor  reactie 
  4. in midden reactievergelijking,
  5. (aantal atomen én lading
    voor- en na is altijd gelijk)

  6. laatste kolom ook tribune-ionen noteren

Slide 12 - Tekstslide

als je in je gemaakte oplosbaarheidstabel geen enkele vaste stof ziet verschijnen, dan is er dus geen reactie geweest en kun je ook geen reactieschema maken
soms ontstaat er géén nieuw zout

Slide 13 - Tekstslide

les 4: 9.3: slecht oplosbaar zout maken
  • vragen hw? 
  • uitleg par 9.3 
  • verder met hw 
hw: afmaken 9.2 opg 9 t/m 13 
leren 9.3 + maken 9.3 opg 1 t/m 5

Slide 14 - Tekstslide

Een slecht oplosbaar zout maken b.v. loodjodide
  1. zoek goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
  2. zoek goed oplosbaar jodidezout b.v. ijzer(II)jodide
  3. los beiden op en voeg ze samen
  4. de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie (= het residu)
  5. (damp het filtraat in --> tribune-ionen vormen ook een vast zout)

Slide 15 - Tekstslide

in periode 3: herh zouten
In les: aanvang van oefententamen 39 t/m 45 +49?

Slide 16 - Tekstslide

les 5: vervolg 9.3 
  • vragen hw? 
  • verder met hw 
hw: 
leren 9.1 t/m 9.3 (overhoring vrijdag)  maken 9.3: 6 t/m 11 


Slide 17 - Tekstslide

les 6: overhoring+ 9.4 
  • overhoring zouten oplossen en samenvoegen
  • uitleg par 9.4 + herhaling stukje hst 3 
  • start met 9.4
     
les 7:  werken aan hw 9.4
hw: 9.4 leren en maken 1 t/m 12



Slide 18 - Tekstslide

overhoring zouten
  1. Geef de formule van kaliumfosfaat en van koperIInitraat
  2.  Geef de oplosvergelijkingen van kaliumfosfaat  en van  koperIInitraat
  3. Hoe heet het zout dat ontstaat na het samenvoegen van beide oplossingen?
  4. Geef de reactievergelijking van het samenvoegen van beide oplossingen
  5. Als je na afloop de ontstane vaste stof eruit filtreert hou je oplossing over. Geef de vergelijking van het indampen van deze oplossing.

Slide 19 - Tekstslide

uitwerkingen overhoring zouten
  1.  formules kaliumfosfaat          en koperIInitraat         via 4 stappenplan zouten
  2.  oplosvergelijkingen kaliumfosfaat        en koperIInitraat 
    let op dat totale lading voor en na oplossen nul is!
  3. naam zout via oplosbaarheidstabel --> koperfosfaat/ koperIIfosfaat 
  4. reactievergelijking 
    let op dat de totale lading voor en na reactie nul is
  5. Indampvergelijking 

Slide 20 - Tekstslide

herhaling hst 3: Scheiden van mengsels
  • Twee of meer stoffen in een mengsel uit elkaar halen.
  • Gebruik maken van verschil in stofeigenschappen.

verschil in stofeigenschappen die je kunt gebruiken daarvoor : 
  • (fase bij kamertemp.)
  • oplosbaarheid
  • kook- en smeltpunt
  • dichtheid
  • deeltjes grootte
  • hechtingsvermogen

Slide 21 - Tekstslide

Scheiden van suspensie
  • Bezinken = zware vaste stof zinkt naar de bodem > verschil in dichtheid.

  • Filtratie = grote deeltjes vaste stof uit een vloeistof halen middels filtreerpapier > verschil in deeltjesgrootte.

  • Residu = vaste stof die achterblijft in het filter.
  • Filtraat = de vloeistof die door het filter loopt. 
kenmerken:
  • troebele vloeistof
  • schudden/roeren voor gebruik

Slide 22 - Tekstslide

Scheiden van oplossing
 -vaste stoffen in vloeistof
  • Indampen = verdampen van het oplosmiddel -> verschil in kook-/smeltpunt (vluchtigheid)

  • Wanneer zouten ingedampt worden, ontstaat een neutraal geladen stof!
     Na+(aq) + Cl-(aq)        NaCl(s)

  • Residu = vaste stof die achterblijft.
kenmerken:
  • heldere/doorzichtige vloeistof
  • vaste stof uiteengevallen in moleculen->
    niet meer zichtbaar in vloeistof 

Slide 23 - Tekstslide

  • Destillatie = verhitten -> vloeistof/gas met laagste kookpunt verdampt, damp opvangen en condenseren > verschil in kookpunt.
    (moet minimaal 20 oC zijn voor goede scheiding)

  • Destillaat = gecondenseerd gas/vloeistof (met laagste kookpunt).
  • Residu = vloeistof die niet verdampt  (hoogste kookpunt).
Scheiden van oplossing 
- vloeistof of gas in vloeistof
kenmerken:
  • heldere/doorzichtige vloeistof
  • vloeistof/gas niet zichtbaar in oplosvloeistof 

Slide 24 - Tekstslide

  • Extraheren =(eruit trekken) van gewenste stof.
    Één of meerdere vaste stoffen oplossen in oplosmiddel -> verschil in oplosbaarheid.
  • Daarna kun je de opgeloste stof filtreren of indampen. 
  • Er ontstaat een extract.

  • Extractiemiddel = vloeistof waarin de ene stof wel en de andere stof niet oplost. Vaak water maar bij parfum alcohol omdat vet van bloemen niet oplost in water.
  • Residu = vaste stof die achterblijft.
Bijv.: chemisch reinigen

Slide 25 - Tekstslide

Adsorberen: verwijderen ongewenste stof
  • Adsorberen = het hechten van een stof aan het oppervlak van een andere stof > verschil in aanhechtingsvermogen.
  • Adsorptiemiddel = vaak actieve kool = fijngemalen koolstof
    ->  groot hechtingsoppervlakte in de minuscule openingen 
  • Vaak moet je hierna nog filtreren om koolstof te verwijderen 

Voorbeeld: drinkwater reinigen, gasmasker brandweer, norrit om gassen uit darmen te laten hechten 

Slide 26 - Tekstslide

9.4:Ongewenste ionen verwijderen via neerslag maken
  • vaak bevat afval- of slootwater ongewenste ionen zoals positieve ionen van zware metalen (giftig en met hoge dichtheid b.v. lood, kwik en cadmium) of negatieve fosfaat-ionen.
  • deze moeten uit het water verwijderd worden
  • dat kun je doen door een goed oplosbaar zout toe te voegen dat met de ongewenste ionen een slecht oplosbaar zout vormt
  • zoals in de slide hierna en in de video wordt uitgelegd:

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld: 
fluoride-ionen verwijderen uit een oplossing 

  • Zoek goed oplosbaar zout naar keuze dat met  F- ionen neerslag vormt
  • Dus zoek een ion dat met F- een s vormt in tabel 35 b.v. Ca2+ 
  • Kies een goed oplosbaar zout b.v. het nitraat   Ca(NO3)2
  • Voeg jouw gekozen oplossing toe aan de oplossing met F-
  • -> er ontstaat CaF2 als vaste stof dus filtreer de suspensie
  •  -> calciumfluoride is het residu en fluoride-ionen zijn nu verwijderd

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

les 8:
- vragen 9.4? 
- uitleg 9.5 + herhaling hst 2 water winnen 



hw: 
leren 9.4 + 9.5
+  maken 9.5: 1 t/m 12

Slide 30 - Tekstslide

hst 2: water winnen en reinigen
Soorten water
  • drinkwater (bevat opgeloste zouten en soms chloor-ionen)
  • gedestilleerd water /demi water(100 % water)
  • regenwater (100 % water soms zuur)
  • zeewater (geleid stroom door zout)
  • oppervlaktewater ( minder zout dan zee, vaak verontreinigd)
  • grondwater (onder de grond-> al gefilterd-> bevat opgeloste zouten--> ontstaan van hard water)

Slide 31 - Tekstslide

winning drinkwater uit grondwater 

Slide 32 - Tekstslide

winning drinkwater uit oppervlakte water
  • afgieten(=overlopen hier), filtreren en beluchten (zie vorige slide)
  • toevoegen hulpstoffen--> vaste stof--> laten bezinken en afgieten
  • ziektekiemen doden met chloor, ozon of uv
  • koolstoffilter voor adsorptie geur- en smaakstoffen 
 meer vervuild dan grondwater--> opvangen in spaarbekken en vuil bezinkt
plaatje drinkwater uit oppervlakte water klik op de plus

Slide 33 - Tekstslide

hard water: veel opgeloste calcium- en magnesiumionen
  • onstaan van hardwater: calciumcarbonaat uit de bodem lost op in regenwater


  • De gevolgen hardwater: bij verhitten  ontstaat kalkaanslag=ketelsteen
     
     
  • ketelsteen maakt apparaten minder zuinig en eerder kapot 
  • bij het gebruik van natuurlijke zeep
     vaak meer zeep toevoegen omdat: Ca2+ionen + zeep--> kalkzeep 
  • hierdoor blijft er minder werkzame zeep over om te wassen
  • kalkzeep geeft witte vlekken op donkere kleding

Slide 34 - Tekstslide

4 manieren om water te ontharden: 
  1. water koken: nadeel is de ketelsteen

  2.  ontharder toevoegen: b.v. calgon
    (een goed oplosbaar calciumzout) 


  3. groene zeep toevoegen: er ontstaat kalkzeep
    zie volgende slide

  4.  een ionenwisselaar gebruiken zie volgende slide

Slide 35 - Tekstslide

  • hardwater + natuurlijke zeep --->kalkzeep

  • het COO-deel van het stearaation is de hydrofiele kop van de zeep en het C17H35 stuk dat er aan vast zit de hydrofobe staart
  • elk calciumion kan dus twee van die zeepionen binden
methode 3 ontharden  met groene(=natuurlijke)zeep  

Slide 36 - Tekstslide

4) ontharden met ionenwisselaar
  • de ionenwisselaar wisselt ionen van de ene soort om voor de andere soort. 
  • in dit voorbeeld bevat de wisselaar natriumionen en worden er 2 natriumionen vervangen door 1 calciumion
  • dus na afloop bevat water minder calciumionen en meer natriumionen

Slide 37 - Tekstslide

les 9:  zouten herkennen 9.6
- vragen hw? Noteer in het vragenformulier!!!
- uitleg 9.6 
- verder met hw



hw: 
leren 9.3 t/m 9.5
+  maken 9.6: 1 t/m 12

Slide 38 - Tekstslide

9.6: zouten herkennen doe je zo: 
  • kleur van het zout? (koperzouten zijn vaak groen/blauw, loodzouten meestal wit, ijzerIIoxide =zwartbruin en ijzerIIIoxide roodbruin)
  • wel/niet oplosbaar, wat is de kleur van de oplossing
  • met welke oplossingen ontstaan neerslagsreacties zie blz 228 +229 (belangrijk voor tentamen en examen)
  • vlamkleuring? tabel 38 binas
    zouten vaak  vanwege vlamkleuren in vuurwerk

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

les 10+ 11 : pract slecht oplosbaar zout maken 
- bespreken pract 3 
- aanvang hw 



hw: leren hst 9 en maken test jezelf 9.1 t/m 9.6 


Slide 41 - Tekstslide

v.b. zouten maken:  Loodbromide (PbBr2
  1. goed oplosbaar loodzout is
     loodnitraat
  2. goed oplosbaarbroomzout
    b.v.natrium- of kaliumbromide
    (alle natrium- en kaliumzouten
    zijn altijd goed oplosbaar)

  3. na samenvoegen ->
     loodbromide

Slide 42 - Tekstslide