V4 07/06

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 

Slide 1 - Tekstslide

Mercredi, le 7 juin 2023
K: Planning toetsen (controle les devoirs)
    Document op teams (Hoe kan ik mijn luistervaardigheid verbeteren?)
    Opdracht TV5 Ça bouge 
K: Herhaling grammaire Wie 
Z: Nakijken les exercices 9, 10, 37 et 38 
Z: Au travail!

Leren voor je idioomtoets & kennistoets volgende week! 

Slide 2 - Tekstslide

Planning toetsen
Kennistoets (voca A, B et C & grammaire A & C)        14 juni 2023 
KLV toets Toetsweek 


Slide 3 - Tekstslide

Wie in een vraagzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Qui 
Qui est ton prof préféré?
Wie is je favoriete leraar?
Lijdend voorwerp + inversie  
Qui
Qui as-tu invité à ta fête?

Lijdend voorwerp
Qui est-ce que 
Qui est-ce que tu as invité à ta fête?

Slide 4 - Tekstslide

.......avez-vous vu?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 5 - Quizvraag

....... vous avez vu?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 6 - Quizvraag

as-tu vu parler avec son professeur principal?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 7 - Quizvraag

....... a choisi le français?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 8 - Quizvraag

....... tu as choisi pour ta fête?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 9 - Quizvraag

Exercice 9 a et b 
1 lijdend voorwerp
2 onderwerp
3 lijdend voorwerp
4 onderwerp
5 lijdend voorwerp
1 wat
2 wie
3 wat
4 wat
5 wie


Slide 10 - Tekstslide

Exercice 9 a et b 

1 Qu’
2 Qui
3 Quelle
4 Quel
5 Qu’est-ce qu’
6 Qu’est-ce qui
1 Que 2 Qui
3 Quelle
4 Qu’est-ce que
5 Quelles
6 Qui


Slide 11 - Tekstslide

Exercice 10  
1 Que pensez-vous de mes notes? / Qu’est-ce que vous pensez de mes notes?
2 Qu’allez-vous faire chez vous? / Qu’est-ce que vous allez faire chez vous?
3 Que pensez-vous des derniers exercices de maths? / Qu’est-ce que vous pensez des derniers exercices de maths?
4 Qu’est-ce qui t’intéresse dans le cours de physique?
5 Quels sont tes devoirs pour demain? / Qu’as-tu comme devoirs pour demain? / Qu’est-ce que tu as comme devoirs pour demain?
6 Qu’est-ce qui t’est arrivé en route vers l’école? / Que t’est-il arrivé en route vers l’école?

Slide 12 - Tekstslide

Exercice 10  


Exercice 
1 Qu’est-ce qui se passe en classe?
2 Qu’est-ce que la professeur fait?
3 Qui va avoir le ballon?
4 À quel jeu jouent-ils?

Slide 13 - Tekstslide

L'ordre des mots
Tips:
1. Tijd-/plaatsbepalingen 
2. Onderwerp: zoek de persoonsvorm: uitgang geeft aan wat het onderwerp moet zijn 
3. Alle werkwoorden (gezegde)
4. Lijdend voorwerp 
5. Meewerkend voorwerp 
6. Tijd-/plaatsbepalingen 

Slide 14 - Tekstslide

L'ordre des mots
Tips:
1. A l'avenir (in de toekomst)
2. les élèves 
3. vont utiliser (gaan gebruiken)
4. des jeux vidéo. 


Slide 15 - Tekstslide

poser
mes amis
hier
ont
aux profs robots
pu
des questions

Slide 16 - Sleepvraag

Hier, mes amis ont pu poser des questions aux profs robots.

Slide 17 - Tekstslide

ne
montrer
à ses parents
pas encore
son bulletin de notes
cet élève
va

Slide 18 - Sleepvraag

Cet élève ne va pas encore montrer son bulletin de notes à ses parents

Slide 19 - Tekstslide

Le mot "wat" en français
  • In het Nederlands heb je één woord voor "wat"
  • In het Frans heb je meerdere vormen, gebaseerd op 'qui' en 'que'.
  • Welke vorm je gebruikt, hangt af van de functie van "wat" in de zin. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat in een vraagzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Qu'est-ce qui 
Qu'est-ce qui est difficile?
Wat is moeilijk?
Lijdend voorwerp + inversie  
Que
Qu'as-tu vu?
Wat heb jij gezien?
Lijdend voorwerp
Qu'est-ce que 
Qu'est-ce que tu as vu?
Wat heb jij gezien?

Slide 21 - Tekstslide

Quel, Quelle, Quels, Quelles
Wat + is + zelfstandig nw. ?
Quel, Quelle, Quels, Quelles  + est/sont + nom propre

Quel est ton nom?
Quelle est ton adresse?

Slide 22 - Tekstslide

_________ tu vas faire après le bac?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que

Slide 23 - Quizvraag

_________ vas-tu faire après le bac?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que

Slide 24 - Quizvraag

________ est difficile?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quelles

Slide 25 - Quizvraag

________ est ton nom?
A
Qu'est-ce qui
B
Quel
C
Que
D
Quelle

Slide 26 - Quizvraag

________ est ton adresse (f)?
A
Qu'est-ce qui
B
Quel
C
Que
D
Quelle

Slide 27 - Quizvraag

Le mot "wie" en français
  • In het Nederlands heb je één woord voor "wie"
  • In het Frans heb je 2 vormen 
  • Welke vorm je gebruikt, hangt af van de functie van "wie" in de zin. 

Slide 28 - Tekstslide

Le mot "wie" en français
  • In het Nederlands heb je één woord voor "wie"
  • In het Frans heb je 2 vormen 
  • Welke vorm je gebruikt, hangt af van de functie van "wie" in de zin. 

Slide 29 - Tekstslide

Wie in een vraagzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Qui 
Qui est ton prof préféré?
Wie is je favoriete leraar?
Lijdend voorwerp + inversie  
Qui
Qui as-tu invité à ta fête?

Lijdend voorwerp
Qui est-ce que 
Qui est-ce que tu as invité à ta fête?

Slide 30 - Tekstslide

.......avez-vous interviewé?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 31 - Quizvraag

....... a choisi le français?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 32 - Quizvraag

....... est le meilleur élève de classe?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 33 - Quizvraag

as-tu vu parler avec son professeur principal?
A
qui (onderwerp)
B
qui (lijdend voorwerp)
C
qui est-ce que (lijdend voorwerp)

Slide 34 - Quizvraag

dans les lycées
les élèves
à l'avenir
joueront
à des jeux vidéo

Slide 35 - Sleepvraag

À l'avenir, les élèves joueront à des jeux vidéo dans les lycées

Slide 36 - Tekstslide

probablement
plus de profs robots
chaque année
ce collège
accueillera

Slide 37 - Sleepvraag

Chaque année, ce collège accueillera probablement plus de profs robots. 

Slide 38 - Tekstslide

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Slide 39 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Slide 40 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Il s'est cassé la jambe pendant les vacances.

Slide 41 - Open vraag

Traduis les phrases:
Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Slide 42 - Open vraag

Traduis les phrases:
Wat mij verbaasd is dat hij altijd te laat komt.

Slide 43 - Open vraag