D3 woordenschat h4, samenstellingen (week 6, les 1)

Goedemorgen D3!
30-10-2021
mevrouw Hilde
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen D3!
30-10-2021
mevrouw Hilde

Slide 1 - Tekstslide

Planning
2e uur
  • Woordenschat H4: thuis
  • Spelling: samengestelde woorden

3e uur
  • Challenge: samengestelde woorden
  • Woordspel

Slide 2 - Tekstslide

Toets NT2 
Wanneer?
  • Dinsdag 12 oktober om 11:00 – 12:15

Wat?
  • Woordenschat H1 t/m 4
  • Schrijfopdracht


Slide 3 - Tekstslide

Lees de tekst op blz. 26

Slide 4 - Tekstslide

de serie
  • de serie zelfst.naamw. (v.)
  • Verbuigingen: serie|s (meerv.)
  • aaneensluitende reeks
  • een serie bestaat altijd uit meerdere afleveringen

Slide 5 - Tekstslide

nonchalant
  •  (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)
  • slordig, achteloos, nalatig
  • de indruk gevend dat je dingen niet belangrijk vindt
  • Voorbeeld: `nonchalant gekleed`


Slide 6 - Tekstslide

opzoeken
de betekenis
te weten 
komen
het woordenboek

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis van het woord beschrijven.

Precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging.

Slide 8 - Tekstslide

wuiven
  • wuiven werkw.
  • 1) heen en weer buigen, vooral door de wind
  • Voorbeeld: `De bladeren van de palmboom wuiven in de wind.`
  • Synoniem: zwaaien
  • 2) je hand heen en weer bewegen als groet
 
Synoniem: zwaaien


Slide 9 - Tekstslide

Als iets je plicht is, ben je er verantwoordelijk voor dat het gebeurt.

Slide 10 - Tekstslide

zuchten
  •  werkw.
  • Vervoegingen: zuchtte 
  • hoorbaar krachtig uitademen
  • Voorbeelden: `De dokter vroeg hem een paar keer diep te zuchten`,
  • `zuchtend en steunend de steile trap beklimmen`

Slide 11 - Tekstslide

verrichten
(werkwoord)

  • Vervoegingen: verrichtte (verl.tijd enkelv.)
  • Vervoegingen: heeft verricht (volt.deelw.)
  • doen formeel
  • Voorbeelden: `de openingshandeling verrichten`, `wonderen verrichten`
  • Synoniem: uitvoeren

Slide 12 - Tekstslide

        verschrikkelijk
  •  bijv.naamw.
  • angstig makend
  • Voorbeeld: `een verschrikkelijk ongeluk`
  • Synoniemen: afgrijselijk, ontzettend, gruwelijk,
  • II  bijwoord
  •  ver·schrik·ke·lijk
  • in hoge mate
Voorbeeld: `verschrikkelijk veel`
Synoniemen: zeer, erg, vreselijk,





Slide 13 - Tekstslide

weerstand
  •  zelfst.naamw. (m.)
  • 1) keer dat je je verzet tegen iets of iemand
  • Voorbeelden: `weerstand bieden`,
  • `De weerstand tegen de nieuwe plannen is groot.`
  • Synoniemen: verzet, tegenstand


Slide 14 - Tekstslide

zakelijk
  • bijv.naamw.
  • 1) met betrekking tot een bedrijf of zaak
  • Voorbeeld: `zakelijke contacten`
  • Antoniem: privé
  • Synoniem: commercieel
  • 2) nuchter en praktisch
  • Voorbeelden: `Laten we deze problemen zakelijk bekijken en niet te emotioneel doen.`,
`een zakelijke stijl van leiding geven`
Antoniem: emotioneel


Slide 15 - Tekstslide

publicatie
  •  zelfst.naamw. (v.)
  • 1) tekst die is uitgegeven
  • Voorbeeld: `Meer publicaties over dit onderwerp vindt u op onze wetenschappelijke afdeling.`
  • 2) het publiceren van een tekst
  • Voorbeeld: `De publicatie is een halfjaar uitgesteld.`

Slide 16 - Tekstslide

aandachtig
  •  bijv.naamw.
  • met veel aandacht
  • Voorbeeld: `een aandachtig publiek`
  • Antoniem: gedachteloos
  • Synoniemen: oplettend, geconcentreerd


Slide 17 - Tekstslide

opzoeken
  • werkw.
  • 1) zoeken op een plaats waar je denkt dat je het kunt vinden
  • Voorbeelden: `een vertaling opzoeken in het woordenboek`,
  • `Het ligt hier ergens in de kast, maar ik moet het even voor je opzoeken.`
  • 2) gaan naar
  • Voorbeeld: `je buurman opzoeken in het ziekenhuis`
de zon opzoeken (naar een zonnig gebied met vakantie gaan)



Slide 18 - Tekstslide

vriendschap
  • zelfst.naamw. (v.)
  • persoonlijke band tussen mensen die elkaar leuk vinden en vertrouwen
  • Voorbeeld: `een diepe vriendschap`


Slide 19 - Tekstslide

goed van pas komen
(uitdrukking)

  • baten, bedienen, bijdragen, geschikt zijn, helpen, nuttig zijn, strekken, van dienst zijn, van pas komen, voorkomen
  • 'to come in handy'

Slide 20 - Tekstslide

Samen maken opdracht 2
(blz. 27)

Slide 21 - Tekstslide


Wat is een samenstelling?

Slide 22 - Tekstslide

Samenstellingen
Je kunt soms 2 zelfstandige naamwoorden aan elkaar plakken zodat het 1 woord wordt: een samenstelling.

voet+bal = voetbal
bad+kamer = badkamer
kast+deur+sleutel = kastdeursleutel

Slide 23 - Tekstslide

+

Slide 24 - Open vraag

+

Slide 25 - Open vraag

+

Slide 26 - Open vraag

+

Slide 27 - Open vraag

+

Slide 28 - Open vraag

Rug
Fiets
Hand
Stoom
zak
sleutel
doek
boot

Slide 29 - Sleepvraag

Bedenk zoveel mogelijk samenstellingen met het woord: school.........
timer
2:00

Slide 30 - Open vraag

Wanneer gebruik je het koppelteken?

De meeste samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar.

• kassameisje
• wijkagent
• zomervakantie


Slide 31 - Tekstslide

klinkerbotsing
Bijvoorbeeld bij een zogenaamde klinkerbotsing: zo voorkom je dat twee klinkers per ongeluk als een andere klank gelezen worden.
• lenteui                    • lente-ui

• autoongeluk                                      • auto-ongeluk




Slide 32 - Tekstslide

cijfer, letter of symbool
Voor of achter een cijfer, een aparte letter of een symbool.
80-jarige
65+-kaart
• tussen-s
A4-formaat






















Slide 33 - Tekstslide

afkorting
In een samenstelling die begint of eindigt met een afkorting.
tv-kijker
• kleuren-tv
IQ-test
pc-netwerk
CD&V-voorzitter



























Slide 34 - Tekstslide

woorden die beginnen met bepaalde woorden

niet-rookster
oud-burgemeester
ex-gedetineerde
adjunct-directeur
directeur-generaal
minister-president



































Slide 35 - Tekstslide

Samenstelling- challenge

Maak zoveel mogelijk samenstellingen met de woorden die op het werkblad staan.
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Welke woorden ken je met een koppelteken?

Slide 37 - Woordweb

Vragen maken met de woorden
 
Elke leerling kiest minimaal vijf woorden waar hij/zij een vraag mee maakt. Een andere leerling geeft
 antwoord.

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
  • Woordenschat H4: thuis
  • Doornemen mapje 'Op schrift'
  • Doornemen grammatica/spelling van                                                  Klare Taal & Van A tot Zin.                                                                           --> kies minimaal 3 onderdelen die je                                                   gaat bestuderen

Slide 39 - Tekstslide