G3A vr 22 april 22

G3A Latijn
Vrijdag 22 april
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

G3A Latijn
Vrijdag 22 april

Slide 1 - Tekstslide

G3A vr. 22 april
Wat gaan we doen?
  • Vertaaltips 1 t/m 4
  • Vertaling nakijken
  • Verder vertalen
Huiswerk vandaag:
  • L. wo les 38 & 39
  • HH aant. 6.6 + vertaaltips 1 t/m 4 (p.100-101)
  • Vertaal tekst 38 t/m r.24

Slide 2 - Tekstslide

Tekst 38 t/m r.14
Terwijl hij op de ommuring van Alesia stond bekeek Vercingetorix de afloop van het gevecht. Het leger van Caesar, dat de vijanden achterna zat, doodde vele vluchtende soldaten van de Galliërs. De overige Galliërs, die zich naar de poorten van de stad haastten, konden zich nauwelijks terugtrekken binnen de muren, voordat de openstaande poorten tegen de binnenvallende Romeinen gesloten werden. 

Slide 3 - Tekstslide

Tekst 38 t/m r.14
Toen Vercingetorix de zeer grote nederlaag van zijn volk zag, verloor hij alle hoop op een overwinning, alle hoop op vrijheid, zelfs alle hoop op leven. Hij daalde af van de ommuring terwijl hij dacht aan de opstand,ndie de Galliërs met enorm enthousiasme en groot vertrouwen waren begonnen.

Slide 4 - Tekstslide

Tekst 38 t/m r.14
[12] De volgende dag riep Vercingetorix een vergadering van de leiders bijeen. Ze waren allemaal aanwezig. Gezamenlijk keken ze zwijgend naar hun leider. Hij zei, terwijl hij de mannen stuk voor stuk aankeek: ‘Bondgenoten, vrienden, broeders, onze oorlog is beëindigd. We hebben dapper maar tevergeefs
gevochten voor de vrijheid. 

Slide 5 - Tekstslide

Tekst 38 t/m r.24
Hij zei: ‘Bondgenoten, vrienden, broeders, onze oorlog is beëindigd.

We hebben dapper maar tevergeefs gevochten voor de vrijheid. 

Slide 6 - Tekstslide

Welk Latijns tekstelement correspondeert met

'We hebben gevochten'?
A
Fortiter
B
frustra
C
libertate
D
pugnavimus

Slide 7 - Quizvraag

eos

Naar wie verwijst dit?
A
Romanis
B
Caesar
C
Principes Gallorum
D
Legati

Slide 8 - Quizvraag

Tekst 38 t/m 24
Omdat ze steun geeft aan de Romeinen heeft Fortuna geweigerd om ons de overwinning toe te kennen.


Slide 9 - Tekstslide

Welk Latijns tekstelement correspondeert met

'omdat ze steun geeft'?
A
Favens Fortuna
B
Favens
C
Fortuna
D
victoriam

Slide 10 - Quizvraag

Welke naamval heeft 'nobis'?

A
gen.
B
dat.
C
abl.
D
acc.

Slide 11 - Quizvraag

Welke vertaling komt overeen met recusavit?

A
geweigerd
B
heeft geweigerd
C
weigerden
D
heeft ze geweigerd

Slide 12 - Quizvraag

Tekst 38 t/m 24

Zeg mij: wat willen jullie dat ik doe?


Slide 13 - Tekstslide

Welk Latijnse tekstelement komt overeen met
'ik'

Slide 14 - Open vraag

Tekst 38 t/m 24


Willen jullie dat ik mezelf levend of dood overgeef aan Caesar?’

Slide 15 - Tekstslide

Verklaar het gebruik van de naamval van 'Caesari'.
A
Nom.: Het moet congrueren met het OW van vultis
B
Gen.: 'van Caesar'
C
Dat.: dedere gaat met de dat.
D
Abl.: het voorzetsel 'de' van de-dere gaat met de abl.

Slide 16 - Quizvraag

Tekst 38 t/m 24
Terwijl ze overlegden besloten de leiders van de Galliërs dat ze de zaak aan Caesar zouden voorleggen.



Slide 17 - Tekstslide

Hoe kun je deliberantes niet vertalen?
A
na hun overleg
B
al overleggend
C
tijdens hun overleg
D
in de loop van het overleg

Slide 18 - Quizvraag

proposituros esse

Wat is dit voor vorm?
A
inf. perf. act.
B
inf. praes. pass.
C
inf. fut. pass.
D
inf. fut. act.

Slide 19 - Quizvraag

Tekst 38 t/m 24
Er werden gezanten naar Caesar gestuurd.


Slide 20 - Tekstslide

missi sunt

Wat is dit voor vorm?
A
3e mv perf. act.
B
3e mv. perf. pass.
C
3e mv praes. pass.
D
3e mv impf. pass.

Slide 21 - Quizvraag

Tekst 38 t/m 24

Caesar beval hen om de wapens te overhandigen en de leiders van de oorlog naar het Romeinse kamp te brengen.

Slide 22 - Tekstslide

eos

Naar wie verwijst dit?
A
Romanis
B
Caesar
C
Principes Gallorum
D
Legati

Slide 23 - Quizvraag

Welke infinitivus / infinitivi hangen af van 'iussit'?

Slide 24 - Open vraag

De naamval van castra (r.24) is:
A
nom. V. ev.
B
abl. V. ev.
C
nom. O. mv
D
acc. O. mv.

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk
Huiswerk:
-




Slide 26 - Tekstslide


Slide 27 - Open vraag