Hoofdstuk 3.3

Rekenen met de massa balans en atoommodellen 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen met de massa balans en atoommodellen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Even herhalen wat we tot nu toe hebben gedaan + rekenen met massa balans + reactievergelijkingen + verbrandingsreacties 
- intro atoom modellen 
- huiswerk controle 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je
- rekenen aan reacties
- verbrandingsreacties opstellen 

- weet je waar een atoom uit op is gebouwd 
- kan je m.b.v het periodiek systeem het aantal elektronen protonen en neutronen geven van een atoom 

Slide 3 - Tekstslide

Voor een volledige verbranding heb je altijd zuurstof nodig
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Bij een verbranding van zwavel ontstaat water en koolstofdioxide
A
niet waar
B
waar

Slide 5 - Quizvraag

Bij een verbranding van CH4 ontstaan water en koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

bij een overmaat is er ook altijd een stof in ondermaat
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Ik ga 10 gram methaan volledig verbranden.
1. Geef de kloppende reactievergelijking van de verbranding van methaan 



2. Bereken hoeveel gram water er ontstaat

3. Ik heb voor de verbranding 45 gram zuurstof gebruikt. Hoeveel gram is er in overmaat?

Slide 8 - Tekstslide

Atoommodellen

Slide 9 - Tekstslide

Atoommodellen
Beschrijven hoe een atoom eruit ziet als je heeeeel ver zou inzoomen

Atomen staan in het periodiek systeem

Slide 10 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Kern met protonen en neutronen

Elektronen in een wolk er omheen

Slide 11 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
  • Protonen zijn positief geladen
  • Neutronen zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
  • Elektronen wegen bijna niks (9,10938356(11) × 10−31 kg)
  • Ze zijn negatief

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Aantal protonen
Atoomnummer = aantal protonen


Voorbeeld:
- Waterstof heeft atoomnummer 1
- Waterstof  heeft dus 1 proton in de kern

Slide 14 - Tekstslide

Aantal neutronen 
Massagetal = protonen + neutronen

Massa proton en massa neutron = 1 u

Massa elektronen erg klein, telt niet op bij het massa getal


Slide 15 - Tekstslide

Aantal elektronen 
Aantal elektronen = Aantal protonen
  • Atoom is neutraal, dus evenveel + als -

Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen

Slide 16 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Zuurstof heeft atoomnummer 8
Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
De atoommassa is 16,0 u
Dus massagetal is 16
16 - 8 = 8 neutronen

Slide 17 - Tekstslide

Geef het aantal protonen, neutronen en elektronen van:
1. Natrium 

2. Koolstof
 
3. Ijzer (Fe)

Slide 18 - Tekstslide

Kies zelf 3 opdrachten uit pragraaf 3,3 (bladzijde 80 en 81) - 24, 25, 27, 28, 32,

Slide 19 - Tekstslide

Je hebt een kaartje met of een atoom of een aantal protonen/neutronen. Zoek de persoon met het kaartje dat daarbij matched. 
Als je elkaar hebt gevonden; ga samen in paragraaf 3.3 op zoek naar wat isotopen zijn en schrijf dit op + een voorbeeld van een isotoop (8 min) 

Slide 20 - Tekstslide

Wat hebben we gevonden over isotopen? 

Slide 21 - Tekstslide

Isotopen
- Atoom met een ander aantal neutronen in de kern
- Beïnvloed de massa van het atoom (het aantal protonen blijft gelijk)

- notatie: Br-79 of Br-81 Dan weet je welke massa je moet nemen 
Staat dit er niet, dan gebruik je de massa uit je PS

Slide 22 - Tekstslide

Isotopen
Niet elk isotoop komt evenveel voor in de natuur

sommige maar 0,1% of 10%

Ze namen van alle atomen de gemiddelde massa = die staat in het periodiek systeem

Slide 23 - Tekstslide

Geef het aantal p, n en e
1. Br-79
2. C-13
3. H-3
4. Cl-37 
5. Ni-62

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling soorten stoffen + stroomgeleiding. Hebben we gedaan een tijdje geleden.

Vul met je partner de volgende tabel in en geef antwoord op de vragen. met behulp van paragraaf 3.3

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Kies zelf 3 opdrachten uit pragraaf 3,3 (bladzijde 80 en 81) - 24, 25, 27, 28, 32,

Slide 27 - Tekstslide