Vragen Eerste Wereldoorlog

Vragen Eerste Wereldoorlog
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vragen Eerste Wereldoorlog

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer begon de oorlog?
A
1913
B
1912
C
1914
D
1915

Slide 2 - Quizvraag

..... betekent dat je trots bent op je vaderland, taal en cultuur
A
Nationalisme
B
Natie
C
Vaderlandsliefde
D
Imperialisme

Slide 3 - Quizvraag

Modern imperialisme betekent.....
A
Moderne wapens produceren
B
Moderne rijken stichten
C
Meer koloniën bezitten/besturen
D
Meer land bezitten/besturen

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is het handig om bondgenootschappen te sluiten?

Slide 5 - Open vraag

Wat heeft massaproductie met oorlog te maken? Geef ook voorbeelden.

Slide 6 - Open vraag

Waar of niet waar?
Wapenwedloop betekent dat landen meer en betere wapens gaan produceren. Ze gaan in een soort wedstrijd om aan te tonen hoeveel wapens ze in bezit hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Ottomaanse Rijk hoort bij......
A
Geallieerden
B
Centralen

Slide 8 - Quizvraag

Rusland, Groot-Brittannië (Engeland), Frankrijk hoort bij....
A
Geallieerden
B
Centralen

Slide 9 - Quizvraag

De moord op Franz Ferdinand is een.... van de Eerste Wereldoorlog.
A
Oorzaak
B
Gevolg
C
Aanleiding
D
Reden

Slide 10 - Quizvraag

Hoe ging Duitsland en later Groot-Brittannië, Frankrijk en België zich verdedigen tijdens de oorlog?

Slide 11 - Open vraag

Tijdens de WO1 zijn veel slachtoffers gevallen. Leg uit welke rol moderne wapens hierin spelen.

Slide 12 - Open vraag

Rusland heeft een nieuwe regering in 1917. Met wie sluiten ze een wapenstilstand?
A
België
B
Groot-Brittannië
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 13 - Quizvraag

Waarom heeft Duitsland de strijd verloren in 1918?

Slide 14 - Open vraag

Tijdens de Eerste Wereldoorlog hebben landen veel grondgebied in handen gekregen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Duitsland sluit een wapenstilstand met de geallieerden, nadat ze de strijd verloren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft alle macht in handen in Rusland rond 1900?
A
De communisten
B
De liberalen
C
De keizer (Nicolaas Romanov)
D
Lenin

Slide 17 - Quizvraag

De communisten streven naar.....
A
Gelijkheid in land (macht en bezit)
B
Meer rijkdom in de samenleving, waar arme mensen niet thuis horen.
C
gemeenschappelijke bezit
D
Samenleving waar een groot verschil zit in macht/rijkdom

Slide 18 - Quizvraag

Welke leider zie je op de afbeelding?
A
Nicolaas Romanov
B
Lenin
C
Stalin
D
Prinzip

Slide 19 - Quizvraag

Lenin kwam...... aan de macht
A
Na de Russische Revolutie
B
Voor de Russische Revolutie

Slide 20 - Quizvraag

In...... begint de Russische Revolutie
A
1900
B
1914
C
1917
D
1918

Slide 21 - Quizvraag

Welke naam kreeg Rusland na de Russische Revolutie?

Slide 22 - Open vraag

Wat heeft de communistische regering in bezit?

Slide 23 - Open vraag

Van de communistische regering mochten....... en .......... gaan werken en een opleiding volgen
A
Arme mensen en vrouwen
B
Rijke mensen en rijke mannen
C
Boeren en mannen
D
Rijke mannen en rijke vrouwen

Slide 24 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Bij een planeconomie bepaalde de regering hoeveel er werd gemaakt en wat er werd geproduceerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Propaganda is een middel om burgers te informeren over de veranderingen in de samenleving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Propaganda is een reclame om burgers te overtuigen voor steun.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

De communisten gebruiken posters, radio en kranten om de burgers te bereiken. Dit noemen we ook wel.....
A
Massacommunicatie
B
Massaproductie
C
Propaganda
D
Communicatie

Slide 28 - Quizvraag

Het verdrag van Versailles is een verdrag tussen..... en.........
A
Geallieerden en Rusland
B
Centralen en de geallieerden
C
Duitsland en de centralen
D
Duitsland en de geallieerden

Slide 29 - Quizvraag

Wie wint de Eerste Wereldoorlog?
A
Centralen
B
Geallieerden

Slide 30 - Quizvraag

De verliezers van de Eerste Wereldoorlog......
A
Centralen
B
Geallieerden

Slide 31 - Quizvraag